Aaibare plant
De zeehond beschermen we liever dan de wulk, de eekhoorn liever dan de zandloopkever. Ze verschillen in aaibaarheid. De ene plant (een roos) spreekt ook meer tot onze verbeelding dan de andere (een gras), maar dat heeft meer met bloemrijkheid te maken dan met aaibaarheid.
Aaibare planten bestaan niet, dacht ik toen ik vannacht in slaap sukkelde. Rozen zijn stekelig. Zelfs de zachte pluizenbollen van paardebloemen zijn niet aaibaar. Orchideeën zijn voor sommigen erotisch, maar aaibaar? Zonnedauw heeft een prachtige naam, maar aaibaar? Het donsvoetje heeft een aaibare naam, maar is een paddestoel. Hé, daar schrok ik toch even wakker. Het hazepootje is ook een paddestoel, een breekbaar soort inktzwam op houtsnipperpaden, maar het is ook de naam van een plant. En het moet gezegd: niet alleen de naam, ook de plant zelf is aaibaar. Je zou zelfs kunnen zeggen: schattig. Hazepootje is een soort klaver. Zijn stengels zijn rossig, zijn blaadjes grijsgroen. Het plantje groeit op scherp, wit zand. Ik zie het vaak aan de kust op kalkarm duinzand. Het zand mag vertrapt en begraasd worden, maar moet niet stuiven. Als het na een zonnige periode gaat stuiven, kan de hele plant weggeblazen worden en als een woestijnplant voortrollen. Op Schiermonnikoog zag ik hazepootjes laatst nog bloeien op kale plekken in een weiland tegen de duinrand, waar de boer zand bewaart. Een plek zo geschikt voor hazepootjes, dat het opzienbarend zou zijn als ze er niet stonden. Hazepootje bloeit tot diep in de herfst. Het is een laatbloeier onder de klavers, en begint pas in de zomer te bloeien. Op de kelkblaadjes groeien donsharen. Dat zijn de pluizige pootjes.