Wie een grote lijster hoort boft maar

Eén van de vroegste lentebodes, en misschien wel de mooiste, is de grote lijster. Er zijn wellicht eerdere waarnemingen gedaan, maar de eerste die mij dit jaar gemeld werd, is gehoord door Benny Klazenga. Hij verdient daarmee het predicaat Bofkont van de week.
Niet dat grote lijsters nu in ons land verschijnen – er zijn meer overwinteraars dan broedvogels. Die komen uit bijvoorbeeld Zweden, waar grote lijsters bij dorpen en boerderijen algemeen zijn. Nee, ze zijn er al wel, maar ze beginnen pas te zingen als het broedseizoen begint. Het kan ook andersom zijn: dat het broedseizoen begint als de grote lijsters zingen. Afgelopen week brak er een lenteachtig zonnetje door en begonnen ze.
De zang van een grote lijster is een melancholiek riedeltje dat lijkt op de zang van een merel, maar dan korter en iets trillender. Ook merels zijn er ’s winters in Nederland, en in zachte winters beginnen die soms in januari of zelfs december al te zingen. Grote lijsters zingen soms ook al in december, maar eind januari is gebruikelijker. In februari gaan ze echt los en eind maart gaan ze al aan de leg.
Grote lijsters lijken op zanglijsters. Beide zijn lichtbruin met een bespikkelde borst. Grote lijsters zijn wat bonter, hebben ronde borstvlekjes en – alleen in vlucht te zien – lichte oksels onder hun vleugels. Grote lijsters staan tussen het hippen door opvallend rechtop en zijn groter dan zanglijsters.
Klazenga woont in Zuidoost-Friesland in een afwisselend landschap van bos, hei en weilanden, met een heleboel kilometers aan bosrand. En bosranden weet een grote lijster te waarderen. Het kleinschalige landschap met veel bosranden is schaars geworden in Nederland, en het aanbod aan regenwormen en insecten is geslonken. Het aantal grote lijsters in Nederland is de afgelopen dertig jaar volgens Sovon dan ook met veertig procent gedaald en de afname gaat gestaag door. Klazenga boft dus zeer.
(Natuurdagboek Trouw, dinsdag 30 januari ‘24)