Kleurrijke kramsvogels

Wat vliegt daar? Die vraag, tevens de titel van een oud vogelboekje, stelde ik mezelf in gedachten, toen ik in de verte een vogel in een bosrand zag verdwijnen. Een mens vraagt zich wat af in gedachten! De vogel was vrij licht en leek het formaat te hebben van tussen een spreeuw en een tortel in. Kramsvogel?
Ik tuurde door de kijker, om te zien of die vogel zichtbaar was. Ja dat was hij! Hij zat in de kale kruin van een berk of els. Of was het een soortgenoot? Net toen ik de kijker scherp gesteld had, vlogen er een stuk of tien van die beesten uit de kruin weg. Met lichtsnelheid verwisselde ik kijker voor camera en drukte af, zie boven.
Het was inderdaad een kramsvogel, het waren alle tien kramsvogels. Kramsvogels schuimen graag in groepen de boomkruinen af, op zoek naar iets eetbaars. Ze horen bij de lijsterfamilie, net als merels, en lusten zowel kleine diertjes als vruchten, net als merels, met een voorkeur voor wormen en appels, net als merels. Wie appels heeft hangen of liggen, kan kramsvogels in de tuin krijgen.
Daar houdt de gelijkenis tussen kramsvogels en merels ook wel op. Kramsvogels zijn groter dan merels en kleurrijker. Ze zijn zo groot als grote lijsters en net als die vogels hebben ze een gevlekte borst en lichte oksels. Die oksels zijn in vlucht te zien, evenals hun witte stuit en daarmee contrasterende zwarte staartpunt. In die vlucht laten ze hun vleugels vaak een beetje hangen. Wat betreft hun kleurenpalet: als enige lijsterachtige combineren ze een bruine rug met een grijze kop en een gele hals.
Kramsvogels broeden met een handvol paartjes in de zuidoosthoek van Nederland, als uitloper van het broedgebied in de Ardennen en Eifel. We moeten het hebben van wintergasten die soms massaal uit Scandinavië afzakken. Hun fraaie, maar ietwat krasserige lied zingen ze niet bij ons, op een enkele late doortrekker in mei na, die het voorjaar in zijn kopje heeft.
(Natuurdagboek Trouw, maandag 12 februari ’24)