Zwartkoptuinfluiter

Vele zangvogelsoorten zingen nu uit volle borst – op boomrijke plekken klinkt reeds het meerstemmige achtergrondconcert dat de lente aankondigt. Soms is het een voorgrondconcert.
Maandag hoorde ik mijn eerste fitis dit jaar. De fitis kwam laatst al aan de orde in mijn serie over vogelzang, samen met de tjiftjaf, diens alter-ego. Dit is deel zestien van de zangreeks. Er zijn meer zangvogels met een alter-ego. Ze lijken op elkaar, maar maken een ander geluid. De ene soort overwintert benoorden, de andere bezuiden de Sahara. In de lente bereikt de laatste Nederland later.
Behalve tjiftjaf-fitis hebben we onder meer zwartkop en tuinfluiter, zwarte en gekraagde roodstaart, braamsluiper en grasmus. De eerste zwartkop zong in onze tuin twee weken geleden al, de eerste tuinfluiter laat waarschijnlijk nog drie, vier weken op zich wachten.
Een zwartkop lijkt op een tuinfluiter maar draagt een zwarte of bruine pet. Een zwarte pet is voor de man, een bruine voor de vrouw (foto). Verder zijn beide soorten klein en grijzig. Ze zijn veel hoor- dan zichtbaarder, wat zeker geldt voor tuinfluiters, die pas arriveren als de bomen en struiken al flink uitlopen. Zwartkopjes kun je nu beter te zien krijgen, dankzij de kale kruinen.
Een tuinfluiter zingt zoals een merel, maar dan sneller. Een zwartkopje zingt ook als een merel, maar behalve sneller ook helderder, met onmerelse uithalen. Tuinfluiters zingen langere coupletten, wat monotoner, en doen dat vaak vanuit dichte ondergroei, zoals wilgenstruwelen. Zwartkopjes zingen vaak wat korter en meer vanuit hogere bomen en ouder bos. In tuinen kom je vaker zwartkopjes tegen dan tuinfluiters, wier naam dan ook niet accuraat gekozen is.
Vanaf nu dendert de Afrikaanse vogeldiaspora ons land binnen. De eerste gele kwikstaarten zijn er al, de eerste boerenzwaluwen vliegen de grens over, bruine kiekendieven zijn gearriveerd, grote sterns volgen de Hollandse kust. De komende maand kunnen we boompiepers, rietzangers, vliegenvangers, boomvalken, visdiefjes, nachtegalen, karekieten en vele andere zomersoorten tegemoetzien. En horen.
(Natuurdagboek Trouw, donderdag 27 maart ’25)