Zeekoeten eten sprot en verdrinken in visnetten
In de winter worden onze kustwateren bevolkt door visetende onder meer zeekoeten die met hun jongen van hun Britse broedkolonies een paar honderd kilometer de Noordzee op peddelen.
Zeekoeten kunnen beter zwemmen dan vliegen en hebben iets pinguïnachtigs. Als torpedo’s doorklieven ze het water achter vis aan. Welke vis? Dat speelt zich onzichtbaar onder water af. Daarom kun je zeevogelonderzoekers als Mardik Leopold en Wiske Overmaat blij maken met een dode koet. Althans, niet echt blij, want vaak zijn die vogels door menselijke oorzaak gedood: olie, vogelgriep of verdrinking in een visnet.
De laatste doodsoorzaak komt de laatste jaren vaker voor. Vissers zetten kilometerslange muren van visnetten in zee, een zogenoemd staand want. Daarin blijven vissen hangen, en daarin raken zeehonden en zeevogels verstrikt. Voorheen stonden die netten vooral in het IJsselmeer, waar duizenden futen en zaagbekken erin verdronken. In toenemende mate zijn zeevogels de klos.
Na het binnenhalen van de vangst worden verdronken vogels in zee gegooid en soms spoelen ze aan. Op 22 januari 2017 lag er op het strand van Scheveningen een vloedlijn van zeekoeten. Er staat een foto van in het laatste nummer van vogeltijdschrift Limosa. Daarin schrijven Leopold en Overmaat over vijftien van die dode vogels, die ze via de dierenambulance kregen. Niets wees op ziekte of olie, alles wees op verdrinking: ontvelde en gebroken nekken en pootjes, afdrukken van netten en lijnen, bloederige longen. Slechts één van de vijftien magen was leeg. In de andere zaten in totaal 222 prooien, waarvan 201 sprotten, 9 wijtingen en 7 haringen.
Omdat de dode vogels op een kort stukje strand aanspoelden, zijn ze waarschijnlijk dichtbij de kust verdronken. Vanaf het strand plaatsen amateurvissers netten. Op zee staan de immense netten van de beroepsvisserij. Hoe groot de slachting daar onder zeevogels is, is onbekend.
(Natuurdagboek Trouw, donderdag 11 januari ’24)