Zeearendtoerisme
Ons huis, waar we nog maar pas wonen, ligt op wandelafstand van Friescheveen. Friescheveen is het Naardermeer van Groningen. Ooit werd er vuilnis gedumpt, nu is het een prachtig waterrijk natuurgebied. ’s Zomers kon je er roeien, ’s winters schaatsen. Er was een pad omheen, dat sinds kort deels afgesloten is, omdat het gebied is uitgebreid met een nieuw pad eromheen. De provincie Groningen maakte een eind aan de roeibotenverhuur, de klimaatverandering aan het schaatsen.
Ons werd begin dit jaar door allerlei lieden onder strikte geheimhouding verklapt dat in Friescheveen zeearenden nestelden. Dat zo’n geheim ons werd toevertrouwd kan betekenen dat wij als betrouwbaar en zwijgzaam te boek staan. Maar gezien de vele bronnen zou het ook kunnen dat het geheim een publiek geheim was.
Wij zagen, toen we buiten aan het klussen waren, een zeearend over ons huis cirkelen. Vanuit een vogelkijkhut in Friescheveen zagen we in de verte een paar hoge bomen waarvan één kruin een takkenbos bevatte. Dat was het de arendhorst en door de kijker was een plaatselijke verdichting van het bladerdek te zien, die later ineens weg was. Dat moet een zeearend geweest zijn. Inmiddels hebben ze jongen, waarmee de vogels de regionale pers haalden; kennelijk is de publieke geheimhouding vervallen.
Ik heb de oudervogels nog geen voedsel zien aanslepen, maar ik ben dan ook nog maar één keer bij die hut gaan kijken. Dat was daags na de publieke bekendmaking, en op het paadje liep men nog net niet in een file. Ik ben de hut niet eens ingegaan. Gek toch, in de verkiezingen wordt de natuur als lastpost weggestemd maar na één persbericht barst het zeearendtoerisme los.
In de Onlanden, de Oostpolder, het Zuidlaardermeer, het Lauwersmeer, de Dollard, het Easterskar, de Alde Feanen – overal kom ik zeearenden tegen. Ze breiden zich gestaag uit en zijn met hun tweeënhalve meter ook moeilijk te missen.
(Natuurdagboek Trouw, maandag 3 juni ’24)