Snipvliegen niezen niet
In het gras zitten (staan, hangen) twee vliegen te paren. Het mannetje is slank, het vrouwtje wat molliger. Dat is wel zo praktisch als je eitjes moet maken. Als je een mens vraagt of bij dieren mannetjes of vrouwtjes het grootst zijn, antwoordt men: mannetjes. Want zo is het bij ons en het besef dat het bij andere soorten niet identiek hoeft te zijn, is weinig doorleefd. We denken nou eenmaal vanuit ons eigen perspectief. Een vlieg zal dat ook wel doen.
Het zijn snipvliegen, vanuit vliegenperspectief vrij forse insecten. Ze zitten vaak verticaal op een muur, met de kop naar beneden, de kont tegen de muur en de kop geheven. Misschien loeren ze dan naar kleine insecten om te eten. Ze lusten wellicht ook zoetigheid, zoals hars en meeldauw. Maar eten is niet hun belangrijkste bezigheid; dat hebben ze als larve al zoveel gedaan! Als imago draait het om de voortplanting. Of nee, dat zeg ik verkeerd, het draait geen vlieg om de voortplanting, het draait om de paring. Dat daar nakomelingen uit voort kunnen komen, daar zijn parende vliegen zich waarschijnlijk nog minder van bewust dan parende zoogdieren, inclusief mensen. Mensen weten wel dat paren tot voortplanten kan leiden, en omdat dat meestal een lastige bijkomstigheid is, gebruiken ze voorbehoedmiddelen. Daarover beschikken snipvliegen niet.
Snipvliegen leggen eitjes op de grond. Er komen maden uit, die zowel plantaardig als dierlijk voedsel lusten, dood zowel als levend. Ze leven ondergronds en schijnen gek te zijn op regenwormen, helaas niet op naaktslakken. Als imago leven snipvliegen bovengronds.
Ik weet niet waarom snipvliegen zo heten. Ik vind ze niet op water- of houtsnippen lijken. Even dacht ik dat het van snebvliegen kwam; een sneb is een snavel en de beestjes worden ook wel snavelvliegen genoemd. Maar in het Engels heten ze snipe flies en een snipe is een snip, geen snavel. De vliegen niezen ook niet.
(Natuurdagboek Trouw, woensdag 5 juni ’24)