Op zoek naar wolven

Struinend door bossen in Polen en Duitsland, over de toendra van Groenland, in het Drents-Friese Wold, de Veluwe en de Treek vond ik wolvensporen, -drollen, -holen. Het wordt eens tijd voor een wolf. Ze zagen mij vast wel, maar lieten zich niet zien.
Wolvenkenner en -liefhebber (wie wolven kent gaat ze vanzelf liefhebben) Leo Linnartz van Ark Rewilding Nederland wil mij wel meenemen. Hij komt helemaal uit Overflakkee naar de Veluwe, waar zijn goede kennis Marc Wilbers woont, die veel excursies leidt om dieren te zien. Als geen ander kent Marc de bossen bij Wolf(!)heze, waar de horde wolven huist waarvan een snodaard drie welpen doodreed.
Bij het krieken van de dag stappen wij het bos in. Herhaaldelijk wijst Marc plekken aan waar onlangs wolven zijn gezien. Hoosbuien hebben sporen gewist en drollen uiteen geslagen, maar dat heeft een voordeel: als we eindelijk wolvensporen vinden, weten we dat ze vers zijn. Een enorme bolus, midden op een pad, lijkt nog te dampen, zo vers is ’ie. ‘Hij zit vol haren’, wijst Marc. Anders dan honden met hun brokken moeten wolven hoeven, botten, huid en haar verwerken.
Zoals ooit ook in Polen en Duitsland vind ik het spannend dat we een wolf kunnen tegenkomen. Niet uit angst, welnee, Linnartz heeft de Europese archieven erop nageslagen: er zijn vrijwel geen dodelijke aanvallen van wolven op mensen opgetekend. Andersom des te meer. Mensen zijn het gevaarlijkste zoogdier ter wereld, dat weet iedereen. Nee, angst voel ik niet, maar prettige opwinding.
We lopen langs de manege van een wolfgezinde paardenhouder en langs de kudde van een wolfgezinde schaapherder. Beiden hebben wolfbestendige nachthuisvesting voor hun have. ‘En de wolven hier hebben genoeg wild te eten’, zegt Leo. ‘Ze jagen een prooi op richting een hek, slim hè?’
We zien van alles, maar geen wolf. Een mens moet wat te wensen overhouden. Ik plan al een volgende excursie.
(Natuurdagboek Trouw, vrijdag 4 oktober ’24)