Wilde eend op vliesdun ijs

Wilde eend op vliesdun ijs

Wilde eend op ijs. Foto Koos Dijksterhuis
Wilde eend op ijs. Foto Koos Dijksterhuis

Het heeft zowaar een paar nachten gevroren, soms wel twee graden! Overdag werd het in de zon plus zes, dus een elfstedentocht zat er niet in. Maar ’s morgens en in de schaduw bleef hier en daar een flintertje ijs liggen. Op dat vliesdunne ijs kunnen eenden lekker glijden, al doen ze dat naar mijn idee vaak onvrijwillig. Ik meen althans een geschrokken gezichtsuitdrukking te zien, als ik een eend op glad ijs zie landen. Die dacht te water te belanden (zoals je op het land kunt bewateren kun je op het water belanden), maar glijdt meters door op een onzichtbare, als marmer zo harde, gladde ijsvloer.

Eenmaal bestrooid met poedersneeuw, of bedekt met ijzel, wordt het ijs wit en dus zichtbaar. Dan staat de eend erop alsof ie nooit anders deed. Een dunne ijsvloer is een ideale rustplaats voor eenden. Een mens of ander groot roofdier zou door het ijs zakken. Er moet wel een wak in de buurt zijn om in te kunnen badderen en voedsel zoeken.

Eenden dragen een jas van vettige veren, waarlangs waterdruppels als parels afrollen. Ze hoeven dan niet op te drogen wat tot onderkoeling zou leiden. Water zelf is nooit kouder dan nul graden, want anders stolt het tot ijs. Met hun blote zwemvliezen staan ze op dat ijs. Wij zouden bevroren voeten krijgen, maar eenden niet. In de eendenpoten wordt warmte tussen de komende en gaande bloedbanen uitgewisseld, en niet aan de omgeving. Daarom smelt het ijs ook niet onder de vliezen. Daardoor vriezen ze niet vast en breken de vliezen niet bij vertrek.

Als er een Schepper aan te pas was gekomen, had Hij ons mensen toch wel zo’n ingenieus systeem tegen koude voeten gegund? Maar nee, wij moeten het doen met dikke sokken, gevoerde laarzen en warme kruiken. Eenden hebben een veel intelligenter design, dat mensen recentelijk hebben nagebootst in grote, dure verwarmingsinstallaties: warmtepompen.

Op deze foto staat een wilde eend. Sommige wilde eenden zijn tam, dat zijn de parkeenden die zich brood laten voeren. Vaak hebben die parkeenden een blauwe glans over hun kop, terwijl wilde eenden een groene kop hebben. Parkeenden kunnen ook wit zijn, of bruin met wit, en dan worden ze soepeenden genoemd. Maar ze horen allemaal tot de soort ‘wilde eend’.

(Natuurdagboek Trouw, vrijdag 17 januari ’25)

 

DELEN

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *