Uitkijkboom voor vogels
In een rietveldje in de buurt van ons huis staan een paar jonge bomen, elzen, die nu op wat elzenproppen na kaal zijn. Die proppen bevatten zaadjes en worden leeg gepeuterd door zangvogels. De nieuwe katjes beginnen trouwens al; bij de els vloeien de seizoenen in elkaar over.
Die elzen zijn behalve zaaddonor ook, en ik denk vooral: uitkijkpost. Wat ik daar niet in heb zien zitten. Het begon met groenlingen. Elke keer als ik er langsliep, soms ‘slechts’ drie keer per week, soms wel twee keer per dag, zag ik een paar zangvogels in de boom zitten: soms twee soms vier, soms zes. Door de kijker zag ik dat het groenlingen waren. Groenlingen zijn stevig gebouwde vinkachtigen, met groene veren en gele vleugelranden. Prachtige beestjes maar desondanks liet ik na een paar keer de kijker hangen. Tot ik een keer dacht: nee, deze zijn kleiner dan groenlingen. Het bleken putters te zijn, prachtige vinkachtigen met een robijnrode toet en eigele vleugelstrepen. Voortaan keek ik toch altijd even en als blaadjes en tegenlicht determinatie toelieten, bleek er vaak weer iets anders te zitten.
Behalve groenlingen en putters zag ik er in de loop van de zomer vinken, koolmezen, pimpelmezen, roodborstje(s) (altijd in hun eentje), fitissen, tjiftjaffen, rietgorzen en een blauwborstje. En dan vergeet ik nog merel, zanglijster, spreeuw en grote bonte specht. Groter gevogelte streek er ook weleens neer: kraai, kauw, ekster, gaai, houtduif en vaak een koekoek.
Koekoeken en fitissen zitten nu in Afrika. De meeste tjiftjaffen zijn ook vertrokken, al zijn er onder hen stoere avonturiers die de winter trotseren, en die, als ze het overleven, in de lente de beste territoria in beslag kunnen nemen.
De andere genoemde vogels zijn hier jaarrond, inclusief groenlingen. Een deel van onze groenlingen trekt weg, en er komen Scandinavische voor in de plaats. Van de week zag ik er twee in de elzen in het riet.
(Natuurdagboek Trouw, woensdag 23 oktober ’24)