Tapuit op pad
Broeden doen ze in Nederland nog maar met enkele tientallen, in de duinen op de Waddeneilanden en bij Den Helder. Op het Aekingerzand wordt met het kunstnesten en afplaggen een van de laatste populaties op de hei in stand gehouden. De tapuit is een van die duin- en heidevogels die net als de duinpieper, de klapekster, het korhoen de wulp verdwenen of bijna verdwenen zijn.
Maar de tapuit heeft een uitgestrekt verspreidingsgebied, ook in noordelijke streken als Scandinavië, Siberië, IJsland, Groenland en Alaska. In mei en september trekken er tienduizenden tapuiten door Nederland. In het buitenland neemt de tapuit ook af, maar geen buitenland roeit zijn medebewoners zo efficiënt uit als Nederland.
Ik liep over een lang pad door open velden met een dichte grasmat. Voor mij uit hipte en fladderde een tapuit. Voor je uit hippen en fladderen doen tapuiten vaak, en dan zijn ze gemakkelijk te herkennen aan hun rechtopstaande houding, hun fraaie kleur en vooral hun spierwitte stuit, die tijdens fladderen opvalt als een fietslamp. Tapuiten jagen ook hippend naar op de grond levende geleedpotige beestjes, en daarvoor hebben ze kale grond en korte, open vegetatie nodig. In dicht, hoog gras zijn prooien niet te vinden. De tapuit bleef dan ook over het pad hippen, en wel over de met wat grind half-verharde wagensporen.
Dankzij de hardnekkige stikstofneerslag raken kale vlakten rap begroeid met snelgroeiende grassen en planten. Stikstof is kunstmest. Daardoor vinden tapuiten op de verruigde heiden en duinen niet genoeg voedsel meer. Vroeger hielden konijnen de vegetatie kort, maar myxomatose en konijnengriep houden de konijnenstand heel laag.
Het verdwijnen van konijnen remt de tapuiten op nog een manier, want de vogels broedden in konijnenholen. Daarbij zijn heiden en duinen geliefde wandelgebieden van mensen en honden, waar op en in de grond broedende vogels niet tegen kunnen.
(Natuurdagboek Trouw, vrijdag 20 september ’24)