Hond en merel

Zodra ik mijn wandelschoenen aantrek, neemt Hond haar positie in bij de deur. We lopen de straat uit en als ik zeg ‘aan de kant’, gaat ze aan de kant lopen. Nu lijkt ze welopgevoed. Ze kent veel mensenwoorden, terwijl ik de hondentaal nauwelijks machtig ben. Maar het opvolgen van commando’s doet ze alleen als het haar uitkomt.
Ik heb hondensnoepjes op zak maar zij laat zich meer paaien door een stok of een bal. Alles wat ik opraap, wordt verwachtingsvol aangezien met een scheef koppie. Valt het onder haar definitie van stok of bal, dan krijgt het alle aandacht en vergeet Hond alles, uitgezonderd een volgende stok of bal.
Wij volgen een weggetje tussen een paardenwei en voortuinen van woonhuizen. Op een gazon zie ik een dode merel liggen, pootjes omhoog, kopje gedraaid, de gele snavel opzij, een geel omrand oog. Het lijkt me aan te kijken. Als ik een foto maak, beweegt de merel ineens. Wat nu?
Het optrommelen van een dierenambulance lijkt me te omslachtig en tijdrovend. Hij (zwart met gele snavel: mannetje) gaat waarschijnlijk toch dood. Ik twijfel tussen het dier doodmaken en het dier verzorgen. Ik til de vogel op, die levendiger en sterker blijkt dan gedacht. Terug naar huis.
Hond heb ik aan de lijn in één hand, vogel in de andere. Vogel valt beslist onder de categorie bal, maar hond heeft niets door. Ze wil niet terug en springt hinderlijk happend naar de riem. Een buurvrouw nadert met hond. Snuffelen en spelen, honden noch buurvrouw zien in mijn hand de merel.
Die lijkt zich te ontspannen, maar aan het oogje zie ik dat het leven eruit is. Zijn staart ontbreekt grotendeels, wat wijst op een aanval door een kat. Katten zijn de grootste doodsoorzaak van stadsmerels. In 2016 kwam daar het usutu-virus bij. Dat steekt nu ook ineens de kop weer op. Handen wassen dus! Maar eerst begraaf ik de vogel, terwijl Hond van een afstandje toekijkt. Graven, dat lijkt haar ook wel wat.
(Natuurdagboek Trouw, donderdag 19 september ’24)