Plaats- of geslachtsverandering bij de roodborsttapuit?
Laatst schreef ik hier over de vele soorten zangvogels die in een els in het riet zaten. Van pimpelmees tot rietgors en van groenling tot blauwborst. Daags na publicatie wandelde ik langs die boom en zat er nota bene een roodborsttapuit in. Een mannetje.
Roodborsttapuiten hebben een oranje borst, terwijl roodborstjes een oranje borst, hals en snuit hebben. Roodborsttapuiten hebben daarbij een zwarte kop en een witte kraag, de mannetjes althans; de vrouwtjes zijn lichter en vager van kleur.
Roodborsttapuiten doen het de laatste tien jaar verrassend goed. Verrassend, omdat ze vanouds op cultuurland leefden, waar ze nauwelijks nog terecht kunnen. Maar ze houden van ruig grasland met uitkijkposten als pollen, struiken, boompjes en paaltjes en dat is er op verwilderde open gronden veel. In de duinen kun je ze aantreffen, in natuurontwikkelingsgebieden, op heiden en op zowel droge als drassige graslanden die weinig bewerkt worden.
Ik wandel vaak langs een wilgenbosje waar roodborsttapuiten broed(d)en. Het bosje overgroeit een sloot die schuilgaat achter hoog gras, pitrus en andere planten van voedselrijke bodem. Tussen die planten maakten ze hun nest. De vogels zaten vaak op een naburig paaltje met een bordje waarop te lezen stond dat het een rustgebied betrof. Vaak zag ik daar het mannetje op zitten. Vaak ook zag ik ze alleen een paar meter vliegen en in het bosje verdwijnen, nadat ze een roepje lieten horen. Dat is een herkenbaar roepje; het klinkt scherp, alsof je twee steentjes tegen elkaar ketst.
Hemelsbreed ligt dat bosje ik schat twee kilometer van de boom in het riet waar ik een roodborsttapuit zag zitten. Die vloog even uit beeld, maar keerde meteen terug naar dezelfde plek. Ik keek door de kijker en zag dat het nu een vrouwtje was. Gedurende het moment dat het even uit beeld was, was de vogel van geslacht veranderd! Of zat er een paartje dat van plek wisselde?
(Natuurdagboek Trouw, donderdag 7 november ’24)