Competitie om een nest
Niet ver van ons huis staat een grillig gevormde, dode boom. De boom staat in een verruigd weiland waar je niet in mag, en kent dus relatieve rust. Er zit een nest in. Eerder al schreef ik over dat nest, waarop torenvalken bleken te broeden. De valkjes zijn uitgevlogen, het broedseizoen is voorbij. Maar dat nest lijkt onverminderd in trek bij vogels die het wellicht volgend seizoen willen gebruiken.
Nog steeds zit er vaak een torenvalk bij, soms in gezelschap van een tweede torenvalk. Dat belooft wat, zou je denken, maar ook een tweetal zwarte kraaien zie ik er vaak. Er zitten vaker kraaien dan torenvalken en soms zijn het drie of vier kraaien. Ik zie in de boom ook wel eens een houtduif, en vaker nog twee houtduiven. Een andere frequente gast is een buizerd. En vaak is de kale kruin inclusief nest gevuld met spreeuwen. Wie krijgt het nest?
Om met de laatste te beginnen: de spreeuwen willen liever een hol dan een nest, al kunnen ze bij gebrek aan holen op de gekste plekken broeden. Voor mijn boek De spreeuw las ik veel over die fantastische vogels, en de raarste broedplek die ik tegenkwam was een schaap. Twee spreeuwen hadden een nest gemaakt in de wollen vacht en vlogen, om hun jongen te voeren, met het grazende dier mee. Enfin, de dode boom lijkt me te dun voor spreeuwenholen en is vooral in gebruik als rust- en uitkijkplek.
Voor een buizerdnest lijkt de plek me te laag. De houtduiven zouden blij moeten zijn met een valkennest, want zelf zijn ze slordige bouwers. Het lijkt me voor duiven wel een gevaarlijk zichtbare plek. Kraaien pikken vaak andermans nest in en zijn beslist kanshebbers. En de torenvalken, die er al met succes op gebroed hebben, natuurlijk ook. De race gaat denk ik tussen zwarte kraaien en torenvalken.
Al zou zich in april een verrassende nieuweling kunnen melden: een boomvalk. Want boomvalken, nu overwinterend in Afrika, hebben in de buurt genesteld.
(Natuurdagboek Trouw, vrijdag 11 november ’24)