Minder tuinvogels?

Vandaag begint de tuinvogeltelling die Vogelbescherming al voor de 25e keer organiseert. Vandaag, morgen of overmorgen tellen duizenden Nederlanders een half uur de vogels in hun tuin. Dat daar onbetrouwbare gegevens uit voortkomen, omdat mensen zouden kunnen smokkelen en wellicht enigszins overdrijven, mag de pret niet drukken. Integendeel, het is een mooi initiatief om mensen warm te maken voor vogels. En er vallen nog wat trends uit te destilleren ook.
Zo waren huismus, spreeuw en merel de traditionele top-3. De spreeuw is al uit de top-10 gekukeld en de merel staat op 7 of 8. De huismus staat nog op 3 maar is voorbij gestreefd door de pimpel- (2) en koolmees (1).
Andere veel geziene tuingasten zijn, in willekeurige volgorde: roodborst, staartmees, zanglijster, winterkoning, boomkruiper, boomklever, grote bonte specht, gaai, ekster, houtduif en vink.
Ik krijg regelmatig alarmerende berichten waarin lezers van het Natuurdagboek constateren dat ze minder vogels zien. En hoewel incidentele (niet-)waarnemingen weinig zeggen, konden de tuinvogels inderdaad wel eens in de achteruit staan. Veel tuinvogels zijn eigenlijk bosvogels en in het bos gaat het aardig met sommige soorten (vink), maar met vele andere slecht (spreeuw, houtduif). De groenling is gedecimeerd, waarschijnlijk door de ziekte het geel. De merel kreeg klappen van het usutuvirus. Huismus en spreeuw lijden al jaren onder de aangeharkte tuinen. En alle tuinvogels hebben te kampen met doodsoorzaak nummer 1: de kat van de buren.
In Coronatijd steeg de hoeveelheid huiskatten met een kwart tot meer dan drie miljoen: gemiddeld één kat per twee huishoudens. Daar valt niet tegenop te broeden en met zoveel katten beginnen vogels al niet eens meer te broeden. Ze slaan een jaartje over. En nog een jaartje. Vogels die maar twee tot vier jaar oud worden slinken dan in aantal.
Holenbroeders als kool- en pimpelmees, huismus en spreeuw, boomkruiper- en klever worden relatief veilig grootgebracht. Pas als ze uitvliegen begint de grote slachting. Maar goed, ik ben benieuwd naar de resultaten van de tuinvogeltelling, dit weekend. Doet u mee?
(Natuurdagboek Trouw, vrijdag 24 januari ’25)
Eén gedachte over “ Minder tuinvogels?”
Er zijn genoeg mensen die stellen dat predatoren geen invloed hebben op de aantallen van hun prooidieren. Zo vaak gehoord. Dat beweerde ook enige jaren geleden de Partij voor de Dieren-woordvoerder Johnas van Lammeren in de Amsterdamse gemeenteraad, -om maar te voorkomen dat de populatie Damherten in de Amsterdamse Waterleidingduinen zou worden bejaagd door de mens! De natuurlijke predatoren als Wolf, Bruine beer en Lynx ontbreken.
Direct na zijn vaststelling kreeg hij bijval van de GroenLinks-woordvoerder (haar naam ben ik vergeten) die zijn mening beaamde. GL let altijd nauwlettend op het standpunt van de PvdD om maar niet achter te blijven in een groen en links standpunt.
(Ik las wel eens, en ben het daar mee eens, dat mezen bijvoorbeeld niet in staat zijn een opkomende ‘plaag’ van rupsen klein te krijgen. Een algemene regel in deze is niet vast te stellen.)