Kleurrijke wintertalingen
Sinds een maand of twee zijn er weer wintertalingen in Nederland. Wintertalingen zijn eenden die mondjesmaat in Nederland broeden maar vooral in oktober en november uit Oost-Europa komen, om hier de winter door te brengen. Het gaat om naar schatting een kleine honderdduizend overwinteraars. In de trektijd is dat aantal minstens het dubbele.
Als je wintertalingen naast wilde eenden ziet, wat momenteel in iedere met riet of andere waterplanten omzoomde plas mogelijk is, valt op hoe klein ze zijn. Ze zijn half zo lang en half zo hoog. Wintertalingen zijn onze kleinste eendjes, op de vlies gevolgd door zomertalingen, die hier juist alleen ’s zomers zijn, in piepkleine aantallen vanwege ons ongastvrije landbouwlandschap. Wintertalingen slinken ook in aantal vanwege de intensivering van het landgebruik in hun broedgebieden.
Het vrouwtje van een wintertaling lijkt, afgezien van haar formaat, op het vrouwtje van de wilde eend, met haar overwegend bruine verenkleed. Wel geven haar glanzend groene spiegels vaak uitsluitsel. De spiegels zijn de achterranden van de vleugels, die in zit- of zwemhouding als (in dit geval groene) vlekken achter op de zijden te zien zijn. Het vrouwtje van de wilde eend heeft blauwe spiegels.
Het mannetje van de wintertaling is gemakkelijk te herkennen aan zijn kleurrijke verschijning. Hij heeft een roodbruine kop met donkergroene stroken die van het oog naar achteren gekamd lijken. Zijn snavel is zwart en zijn flanken zijn grijs met een witte marmering. Daarboven is in de lengte een zwarte en een witte streep getrokken. De gespikkelde borst en hals zijn gelig. Ook de onderkant van de staart is geel, met zwart. Dobberend op het water zit die staart opgeklapt en is het staartgeel aan beide zijden als gele driehoekjes zichtbaar, met een zwarte rouwrand.
In vlucht hebben wintertalingen vaak een ietwat rechtopstaande houding vergeleken met andere eenden.
(Natuurdagboek Trouw, vrijdag 15 november ’24)