Kemphaan wordt weggemest

Dat we de ooit algemene kemphanen met hun balts-arena’s en al uit ons land hebben weggemest is oud nieuws. Dat de vele kemphanen die Nederland in de trektijd passeerden het hier ook voor gezien houden, is ook al twintig jaar bekend. Nieuw is dat die afname doorgaat; de bodem is nog niet in zicht.
In de jaren tachtig zag ik in het Lauwersmeer tegen de avond groepen van duizenden kemphanen. Die verzamelden zich om samen te slapen. Op zulke slaapplaatsen zijn kemphanen in de afgelopen vijftien jaar vijf keer in heel Nederland geteld. In Friesland, waar het leeuwendeel van de kemphanen op doorreis bivakkeert, worden de vogels vaker geteld.
Afgelopen maart werden 168 potentiële slaapplekken geteld. Op slechts 37 stonden kemphanen te dutten. De grootste groepen sliepen in de Workumerwaard (1400) en in de Alde Feanen (1375). In totaal werden er 14477 kemphanen geteld. In de jaren negentig waren dat er drie keer zoveel. Deze gegevens staan in de pas verschenen Vogelbalans van Sovon Vogelonderzoek.
Modderige weilanden en ondiepe wateren – Nederland had altijd een ideaal kemphanenlandschap te bieden. Kemphanen konden er hun veren ruien, terwijl ze zich rond aten aan bodemdiertjes, en een vetvoorraad aanlegden voor de laatste etappe naar hun broedgebied in onder meer Oost-Polen, Rusland en de Baltische landen.
Twintig jaar geleden bleken kemphanen in Nederland niet meer genoeg voedsel te vinden in het steeds sterielere platteland. De vogels verlegden hun koers naar het oosten. In alle landen die tot de EU toetraden werd het land voortvarend met landbouwsubsidie ongeschikt gemaakt voor kemphanen (en tientallen andere vogelsoorten). Je zou kunnen zeggen dat Nederland met zijn intensieve landbouw gidsland is voor het wegmesten van kemphanen (en tientallen andere vogelsoorten).
Nog even en we zijn niet alleen de baltsende en broedende kemphanen, maar ook de laatste doortrekkers kwijt.
(Natuurdagboek Trouw, maandag 8 januari ’24)