Eieren met een veertje
In de jaren ’70 werd het scharrelei geïntroduceerd. Consumenten maakten zich zorgen over het dierenleed in de intensieve veehouderij en de sector sprong handig in dit scharrelgat in de markt.
Het scharrelei is dek ik de succesvolste consumentenactie ooit. Het veroverde een marktaandeel van dertig procent. Voor zeventig procent van de eieren werden kippen als vanouds gemarteld. Overvolle hokken in loodsen, afgebrande snavels, afgeknipte vleugels, en een leefomgeving op hellend gaas waar de poep doorheen viel en waar de eieren van afrolden in verzamelgoten.
Zo bleven de eieren lekker schoon, wat de consument prefereerde boven met kippenmest en veertjes besmeurde eieren. Scharreleieren waren lastiger schoon te krijgen, maar kipvriendelijke consumenten vonden zo’n veertje wel authentiek.
Als kind verzamelde ik alles uit de natuur, dus ook veren. Ik viste felgekleurde papegaaienveren uit de dierentuin. Er bestonden ook geverfde veertjes, voor paas-attributen. Dat waren gifgroene, kobaltblauwe, zuurstokroze, vuurrode en kanariegele veertjes waar ik natuurlijk mijn neus voor optrok. In de buurtwinkel (die had je toen nog) zag ik een doos brandschone eieren, waarvan op één ei met een plakbandje een kanarie-, pardon eigeel donsje geplakt zat. Dan leken het scharreleieren en kon de prijs omhoog. Kennelijk wilden de pluimveecharlatans geen veertjes uit de stront vissen, en kochten ze die (geverfde) veertjes liever.
Het oprekken van de waarheid is in de pluimveesector geen zeldzaamheid, denk aan het fipronilschandaal. Binnen de kortste keren waren er alleen nog maar eieren met een veertje. Dus kwamen er keurmerken en instanties. Voor we kippen hadden kocht ik biologische eieren met drie sterren. Maar ook die hebben recentelijk het veertje ontdekt. Telkens zit er tussen de verrassend schone eieren één ei met veertje. Het is nu alleen een ongeverfd veertje zonder plakbandje.
(Natuurdagboek Trouw, vrijdag 29 maart ’24)