De pest aan pestvogels
Soms verschijnen ze eind oktober al, maar nu is er zelfs op vrijdag de dertiende nog geen pestvogel gezien. Als ze komen, arriveren ze vaak ongeveer tegelijk met verkoudheden en griepvirussen, en dan is een verband gauw gelegd. Gelukkig heeft de filosoof Karl Popper honderd jaar geleden een denkwijze uitgedokterd, die het risico op foutief gelegde verbanden minimaliseert. Als we dat wetenschappelijk denken afschaffen en weer de onderbuik geloven, staat pestvogels bestrijding van Middeleeuws kaliber te wachten. Heksenverbrandingen liggen dan in het verschiet. Een politiek leider begon al met een boekverbranding en noemde dat vrijheid van meningsuiting.
Pestvogels broeden in de naaldbossen van Scandinavië en in de taiga van Noord-Rusland. Is de ruif daar leeggegeten of zit het eten onbereikbaar onder sneeuw en ijs, dan trekken pestvogels zuidwaarts. Soms bereiken ze dan Nederland. Ze trekken samen op, dus zie je er één, dan zijn er vast meer in de buurt. Ze zijn even groot als spreeuwen, op wie ze lijken als ze overvliegen. Anders dan spreeuwen hebben ze een kuif en een blozend kleurtje; weinig vogels zijn zo kleurrijk. Omdat pestvogels in de noordelijke wouden nauwelijks mensen tegenkomen, weten ze niet dat mensen gevaarlijk zijn, en laten ze zich tot dichtbij benaderen. Wel zitten ze soms hoog in een boom. Dan kan hun onderlinge gebabbel helpen: een fraai geluid dat klinkt als een snel rinkelend sleutelbosje.
Zolang de atmosfeer verder opwarmt, neemt de kans op pestvogels af. Hoewel het voedsel ook op kan raken zonder strenge vorst, als bessenstruiken om andere redenen weinig vrucht dragen en vogels de voorraad erdoorheen jagen. Dat zal altijd in de herfst of winter gebeuren, als mensen meer in groepsverband binnen zitten waar ze elkaar besmetten met snotneuzen en keelkriebels. Pestvogels hebben niets met de pest te maken, maar wie geneigd is dat toch te geloven en de pest heeft aan die beesten, zal vast blij zijn met klimaatverandering, die de kans, pardon: het risico op pestvogels doet krimpen.
(Natuurdagboek Trouw, vrijdag 13 december ’24)