Aardappel anders
Hoewel het al een tijdje droog is, op een enkele bui na, schuift de tijd door de zomer richting herfst. In de natuur blijkt dat uit allerlei verschijnselen, waarvan een van de opvallendste het uit de grond schieten van paddenstoelen is. In augustus verschijnen vaak allerlei soorten, als het vochtig genoeg is. In bossen droogt de bodem, ondanks de massale verdamping via de boombladeren, niet zo gauw uit. De brandende zon bereikt de grond niet, en daar poppen nu allerlei gelige, vlekkerige zwammen op.
Het lijken wel knollen, aardappels om precies te zijn. En ze heten dan ook gele aardappelbovist. Bovisten zijn paddenstoelen zonder of met een extreem korte steel. Ze groeien uit een ondergronds schimmeldradennetwerk, maar het lijkt of ze los op de grond liggen. In de aardappelachtige hoeden vormen zich de sporen. Als die rijp zijn, barst de zwam open. Als het waait, of als je er met je schoen tegen tikt, zie je ze wegdwarrelen, als bruine rookwolkjes.
Die verspreidingsstrategie hanteren alle bovisten, stuifzwammen en kraagzwammen. De laatste vormen een gaatje bovenin, waardoor de sporen als door een kleine schoorsteen ontsnappen. Sommige hebben meerdere gaatjes. De aardappelbovist pakt het, net als menige stuifzwam, wat ruiger aan. Ik vind het altijd opzienbarend hoeveel wolkjes en pufjes je uit één zo’n toch niet bijster grote zwam kunt laten komen. Dat moeten honderdduizenden sporen zijn. In spore- en zaadproductie is de natuur spilziek. Want niet alles valt in goede aarde.
Immers, zoals Jezus volgens Mattheus (13:4-7) zei: Een deel van het zaad valt langs de weg, waar vogels het opeten. Een ander deel valt op steenachtige plaatsen, waar het niet kan wortelen. Een deel verbrandt in de zon en een volgend deel valt in de doornen en wordt verstikt.
Gele aardappelbovisten groeien vooral op zandgrond. Ondanks hun aardappelige uiterlijk zijn ze giftig en ongeschikt voor stamppot.
(Natuurdagboek Trouw, vrijdag 16 augustus ’24)