Wat eten, drinken en ademen wormen?
Ik heb tegels gelicht: stoeptegels van dertig bij dertig. Sommige bleken anderhalf keer zo dik te zijn. Ik kan maar één reden verzinnen waarom iemand een tuinpad zou bestraten met tegels waarvan sommige dikker zijn: die lagen er nog en moesten op. Voor degene die ze eruit wipt, in casu ondergetekende, betekent het extra werk.
Enfin. De tegels waren zo strak gelegd dat er maar weinig groen tussen zat. Ook kwam ik weinig wriemelend, laat staan kruipend gedierte tegen. Alleen af en toe een regenworm. De regenwormen gedroegen zich lethargisch. Ze leken wel dood, maar dat waren ze niet. Ik onderbrak mijn werkzaamheden telkens om ze op te tillen en in veiligheid te brengen, en soms deden ze een halfslachtige poging in de diepten der aarde aan mijn vingers te ontkomen.
Je vraagt je af wat die beestjes onder de tegels eten, drinken en ademen. Wel, dat is eenvoudig: dode blaadjes, water en lucht. Lucht dringt door in de grond, en de graafgangen van de wormen helpen daarbij als een ventilatiesysteem. Hemelwater sijpelt tussen de kieren door en in tijden van droogte en zomerhitte droogt de grond onder een deksel van tegels niet gauw uit. Vocht zit ook in de dode blaadjes die de wormen eten. Die trekken ze ’s nachts tussen de tegels door naar beneden.
Als die tegels vakkundig gelegd zijn, is daar niet altijd genoeg ruimte voor. Dan kun je ’s morgens blaadjes rechtop zien staan, met hun stengeltje klem tussen twee tegels. Of tussen twee klinkers. Een worm heeft het blad gepakt en meegesjord, het kwam vast te zitten, of de worm werd gestoord door een ongewenst sujet: mens of mol bijvoorbeeld, en liet het blad halverwege de operatie achter. Lezers hebben me weleens gevraagd naar die mysterieuze, rechtopstaande blaadjes op het tuinpad. Regenwormen dus.
In de winter is er minder te eten en is hun lichaam te koud om een sprintje te trekken. Daarom laten wormen zich lethargisch oppakken.
(Natuurdagboek Trouw, vrijdag 15 december ’23)