Wijfjesvarens (m/v)
Als kind leerde ik dat varens en paardestaarten sporeplanten waren en dus meer bij de mossen hoorden dan bij hogere planten. Dat was toen misschien zo, al kan ik me vergist hebben, maar tegenwoordig worden varens en paardestaarten onder de vaatplanten geschaard, al vormen ze sporen.
Toch zijn ze een geval apart, die varens. Ze leven ondergronds, om zich in de lente ineens bovengronds te manifesteren. Ze rollen hun frisgroene waaierbladen als vraagtekens uit – een prachtig gezicht.
Varens hebben aan weinig licht genoeg en groeien onder bomen of aan de schaduwkant van bossen en duinen. Sommige kunnen nauwelijks zonlicht verdragen. Hun naaldbos hoeft maar gekapt of hun loofbos gedund te worden, of ze houden het voor gezien.
Adelaarsvarens, stekelvarens, mannetjesvarens en wijfjesvarens horen bij de gewoonste varens van ons land. Mannetjes- en wijfjesvarens lijken op elkaar en zijn beide zowel in het wild als in tuinen te vinden. Met hun geslacht hebben die namen niets te maken, het zijn twee soorten. Hun bladeren zijn geveerd met zijblaadjes die ook weer geveerd zijn. Als fractals lijken de zijblaadjes telkens opnieuw, steeds kleiner ingekeept te zijn. De wijfjesvarens op de foto zijn tot de derde orde ingesneden, mannetjesvarens tot de tweede.
Mannetjes- en wijfjesvarens planten zich zoals alle varens voort met sporen, die zich in oranjebruine klusters aan de onderkant van de bladeren vormen. Die sporen worden bedekt met vliesjes. Als de sporen rijp zijn, wat in deze tijd van het jaar het geval is, breken de vliezen en dwarrelen de sporen weg. Als ze in vruchtbare, vochtige aarde vallen, kunnen ze kiemen. In de spore vormen zich vrouwelijke en mannelijke geslachtskenmerken, waarna er bevruchting kan plaatsvinden.
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 2 aug. 2016)