Vandaag kruipen steltkluten uit de eieren
Een aanwinst in ’s lands avifauna is de steltkluut. Al in 1931 broedde er een paartje, maar pas in de jaren negentig gebeurde dat regelmatig. Soms meerdere paartjes. En nu denk ik dat er wel honderd paar broeden. Vorig jaar waren dat er tachtig. Ik heb de afgelopen weken jagende en broedende steltkluten gezien op vier plekken bij Groningen, altijd in ondiepe, moerassige wateren.
Steltkluten zijn witte vogels met zwarte vleugels die, in vlucht, recht en puntig zijn. Ze hebben rechte snavels, lang niet zo lang als de kromme snavels van kluten. Een ander opvallend verschil met kluten zijn de poten. Kluten zijn steltlopers, maar steltkluten spannen de kroon. Ze hebben echt idioot hoge poten. En die vallen extra op door hun vurige, rozerode kleur. In vlucht steken die poten een stuk voorbij de staart uit.
Behalve op Antarctica komen steltkluten op alle continenten voor. Van New-Mexico tot Nieuw-Zeeland, van Chili tot China kun je ze aantreffen. Ze zijn vaak opmerkelijk tam, of in elk geval onbevreesd; als je je rustig houdt, kunnen ze vlakbij je komen.
In Europa broeden ze vooral in de landen aan de Middellandse Zee. In de winter gaan ze naar het warme Afrika, al blijven ze in toenemende mate in Spanje waar tegenwoordig ook ’s winters hittegolven optreden. Steltkluten houden wel van zon, maar niet van droogte, ze hebben niet voor niets van die hoge poten om mee door water en modder te waden.
Ze komen naar Nederland omdat het in Spanje te droog wordt; hun broedgebieden verkreukelen. In Nederland beginnen ze relatief laat met broeden; zo rond de langste dag van het jaar komen de kuikens uit de eieren. De jongen lopen op hun eerste levensdag het nest uit en zoeken zelf voedsel.
Na een maandje zijn ze groot en kunnen ze vliegen. Dan gaan ze naar Spanje of Afrika. Voor steltkluten begint de herfst vroeg. Voor ons begint de zomer vandaag. Dat betekent dat de dagen gaan krimpen.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 21 juni ’23)