Strandschelpen

Strandschelpen zijn algemeen op het Nederlandse strand. Er zijn grote strandschelpen, stevige, ovale en halfgeknotte. De grote zijn veel groter dan de rest en dun. Ze breken zomaar. De halfgeknotte zijn talrijk. Ze leven niet ver de kust op de bodem in schelpenbanken, daar waar de zee niet zo diep. Zwarte zeeëenden duiken en eten ze op. Ze slikken ze helemaal in en verbrijzelen de schelpen met/in hun gespierde maag. Het gruis poepen ze weer uit.
Schelpengruis is een middel tegen allerlei kwalen, als we hocuspocushelers mogen geloven. Vooral gemalen oester is een lucratief wondermiddel. Mensen met vage pijnklachten slikken het maandenlang en waarachtig, de vage klachten verdwijnen! Ik hoorde op de radio dat oesters in Zeeland gemalen worden in koffiemolens. Die draaien zich stuk en stomp op de harde schelpen en moeten regelmatig vervangen worden. In heel Zeeland was geen koffiemolen meer te vinden.
Strandschelpengruis is niet zo heilzaam, anders zouden zeeëenden het niet uitpoepen. De halfgeknotte strandschelpen lijken op stevige en ovale strandschelpen, die beide ovaal zijn en dus nog meer op elkaar lijken. De stevige is echter steviger, de ovale kun je makkelijker breken. Maar als je dat doet, weet je weliswaar dat je de ovale hebt, maar heb je hem tegelijk niet meer. Gelukkig zien ze er ook wat breekbaarder en dunner uit.
Ovale en stevige strandschelpen zijn ook algemeen op het strand, maar dat zijn oude kleppen. Verse kleppen zijn schaars, want levend zijn die soorten niet zo algemeen. Daarom was ik verrast met een zogenoemd doublet van een stevige strandschelp, met beide kleppen aan elkaar. Die is nog maar net aangespoeld en nog niet lang dood, anders was het slotje wel vergaan.
(Natuurdagboek Trouw 11 feb. 2014)