Roofkever met enorme kaken

Zandloopkevers zijn hardlopers op mul zand. Ze kunnen vliegen, maar lopen liever. Ze hebben bonte dekschilden, de bastaardzandloopkever en strandzandloopkever althans. Die twee lijken sterk op elkaar, maar hoewel de kever op de foto op het strand zandliep, is het toch een bastaard. Op het nogal begroeide strand wemelde het ineens van de bastaardzandloopkevers. Ze renden over het zand, vlogen bij benadering door een grote griezel met camera even op, ploften na een meter weer neer en hielden zich roerloos in de veronderstelling dat grote griezel ze niet meer zag. Maar grote griezel zag ze wel. Ze hadden een rode glans over hun rug, een groene over hun buik. De dekschilden waren versierd met drie witte vlekken. Ze renden rond op lange poten, keken uit grote ogen en torsten een paar angstaanjagende kromzwaarden mee aan hun bek: hun gekruiste kaken. Grote griezel raakte ze niet aan, ze zouden met die kaken kunnen bijten.
De bastaardzandloopkevers bewogen zich kriskras doorelkaar. Andere insecten konden maar beter maken dat ze wegkwamen, want zulke kevers zijn jagers. Ze rennen achter andere insecten aan en gaan die te lijf met hun krachtige kaken. Daarin worden ze overtroffen door hun larven. Die richten een hangplek in, een smalle schacht in de bodem, die ze als hinderlaag gebruiken. Van daaruit overmeesteren ze geleedpotige passanten. Larven moeten nog groeien, vervellen en verpoppen tot kever. Ze moeten dus goed eten. Volwassen kevers eten wat minder, maar blijven geduchte carnivoren. Ze kunnen niet kauwen, hun prooien zuigen ze naar binnen, nadat ze de harde, niet zuigbare delen er met hun kaken af gesloopt hebben.
Donkere wolken schoven voor de zon en de zandloopkevers verdwenen in hun holletjes.
(Natuurdagboek Trouw 8 aug. 2013)