Roodstaart en putter

Ik keek graag naar de vogelende baardmannen op tv. Met Hans Dorrestijn als poëtische en Nico de Haan als encyclopedische baardman. Wat weet die man veel! Over elke vogelsoort die ze tegenkomen merkt hij iets opmerkelijks op. Dorrestijn reageert verwonderd, een tikje stuntelig of ironisch en zegt dingen die mij voor hem innemen, zoals: ”de barmsijs is één van mijn 450 lievelingsvogels”.
Toch is Dorrestijn 1 vogel nóg liever dan de andere 449 lievelingsvogels. De putter. Hij vindt hem mooier dan de gekraagde roodstaart, De-Haans favoriet. De roodstaart is hem té mooi, de putter vindt hij subtieler mooi.
Ik kan me mijn eerste putters goed herinneren (Zuid-Frankrijk) en mijn tweede putters ook (Schiermonnikoog). Mijn eerste roodstaart broedde in een holletje in de muur van ons knoestige vakantiehuis in Zwitserland. Toen waren roodstaarten algemener dan nu, terwijl putters nu algemener zijn dan toen. Het barst ervan. Bij ons huisje op Schiermonnikkoog, waar ik de uitzending over putter en roodstaart zag, wemelt het van de putters. Ze vliegen kwetterend over, ze zitten kwetterend bovenin de elzen, ze voeren kwetterend hun jongen. ’s Winters strijken ze neer op de grond, samen met barmsijzen.

Een gekraagde roodstaart zagen we dit jaar aan de rand van het dorp, druk in de weer zich bijna door een kat te laten pakken, zodat die killer zijn nestje niet ontdekte. De vogel lette alleen op de kat, kwam vlakbij ons, wat een prachtig beestje. In deze kwestie ben ik het eens met De Haan. Putters zijn prachtig maar gekraagde roodstaarten zijn subtieler mooi.
De Haan liet Dorrestijn een roodstaart zien, maar kon geen putter vinden. De heren zijn welkom op Schier voor een herkansing.
(Natuurdagboek Trouw vrijdag 29 aug. 2014)