Weinig wespen, weinig muggen

Er zijn weinig wespen, deze nazomer. Te pas en te onpas lees ik als verklaring dat onweer en stortregens de wespen de das omdeden. Soms is het een herkauwd berichtje van de Universiteit van Wageningen Bewijs voor die onweersstelling wordt niet gegeven.
Ook lees ik dat er door de weinige wespen zoveel muggen zijn. Weer ontbreekt ieder bewijs voor die stelling. Er zijn helemaal niet veel muggen. In mei waren er veel muggen, maar toen werd het een paar weken koud en daarna juist warm, maar droog. De muggen verdwenen weer. Ik kon een zwoele zomeravond lang buiten zitten zonder dat ik gek werd van de muggen. Terwijl muggen mij heel aantrekkelijk vinden.
Ik kan me indenken dat wespen verzuipen in hun ondergrondse nesten. Dat boomnesten uit de boom waaien. En misschien vinden ze ook wel te weinig prooi, omdat er nauwelijks muggen zijn!
Wespen maken graag hun nest in nestkasten. Ik heb eens een enorme nestkast gezien die helemaal gevuld was met een wespennest. Onderin in een hoekje zat nog een klein wespennestje van een andere, solitaire soort.
Wespen in een nestkast verdrinken niet als het regent. Zelfs in mijn dakgoot, bij regen toch geen droge plaats, hebben wespen hoosbuien overleefd. Daar zit een nest. Ik ontdekte het, doordat ik ’s morgens in bed voor het raam langs wespen aan en af zag vliegen. Ze kruipen door een kier in de afgetimmerde dakgoot. Misschien nestelen ze wel onder de dakpannen. Wat er op mijn dak niet onder de pannen zit!
Ik laat de wespen zitten waar ze zitten. Misschien ruimen ze de weinige muggen wel op. En misschien worden ze zelf gegeten door wespendieven.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 28 aug. 2014)