Microvlinder met lange naam
Wat doet een basterdwederikpeulmot nou in de keuken? Ik schuif een vel papier onder het minuscule vlindertje en laat hem of haar door het raam naar buiten. Of ie het redt? Alleen als ie een wederik vindt. Ik had een grote wederik in de tuin maar die is door slakken opgegeten. Een paar huizen verder echter onderhoudt een bloemrijke buurman een plantenbak met onder meer grote wederiken. En de kleinere basterdwederik groeit in mijn tuin en in openbare perkjes. Want hoe rigoureus die ook door de plantsoenmensen worden ontgroend, basterdwederik vergaat niet.
De microvlindertjes zijn overwegend ’s nachts actief en snoepen niet alleen van wederikennectar, maar zetten ook eitjes af op die planten. In de zomer doen de rupsjes zich tegoed aan de onrijpe zaden van de gastplant. De rupsjes kruipen door een in de zijkant geknaagde toegang in de zaaddozen, die daardoor wat dikker worden. Als de rupsjes in augustus volgroeid zijn, is het tijd voor hun metamorfose tot vlinder. Ze laten zich op de grond vallen en kruipen in het strooisel. Daar verpoppen ze zich in wat spinsel.
Basterdwederikpeulmotten lijken op de even kleine wilgenroosjesgalmotten die wilgenroosjes prefereren boven wederiken. Wilgenroosjes zijn grote oeverplanten, die het aan de waterkant van mijn tuin beter doen dan me lief is. Ik heb ook weleens een wilgenroosjesgalmot in huis gehad, maar nu is het echt een basterdwederikpeulmot. Die mist namelijk de lengtestrepen die een wilgenroosjesgalmot heeft.
Hoe kleiner de vlinder, des te groter zijn naam. Interessant weetje voor aan de toog: de basterdwederikpeulmot wordt ook grijskruinbasterdwederikbreedkopje genoemd. Om verwarring te voorkomen houden kenners van micro-nachtvlinders liever de wetenschappelijke naam Mompha subbistrigella aan.
Basterdwederikpeulmotten overwinteren als vlinder en zijn het hele jaar door te vinden, maar vooral in juni en augustus.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 16 juni ’21)