Leven in de bladerlaag
In de winter zijn er nauwelijks bloemen en weinig insecten, de meeste bomen zijn kaal, veel paddestoelen zijn verdwenen en vogels weggetrokken. Maar de weinige winterbloemen ontroeren des te meer, of laten sneeuwklokjes u koud? En als de kachel na een vakantie weer aangaat, blijken er misschien een fruitvlieg, een mug, een wesp en een dagpauwoog tot leven te komen. Niet allemaal even geliefde huisgenoten, maar ze zijn er toch maar. Ook buiten gaat het gewriemel door. De meeste insecten overleven als eitje of pop, maar onder de bladeren kunnen heersbeestjes en andere kruipers schuilgaan. En in de bruine laag afgevallen bladeren leeft het van de schimmels. Er zijn korstzwammen die als witte, gele, bruine of zwarte plakkaten op een dode tak geplakt zitten, er zijn oranje bolletjes van meniezwam en dropzwam, en er zijn allerlei kleine paddestoeltjes. Geweizwammetjes bijvoorbeeld, die net als gele koraalzwammetjes bosjes van grillige groeisels vormen. Veel zwammen leven nou eenmaal van rottend plantaardig spul.
Ik vind vier kleine, mooie zwammetjes. Ze groeien als waaiertjes uit een rottende tak en één uit een rottend eikenblad, bij een heideveld.
Het zijn oorzwammetjes. Daarvan zijn er een stuk of tien, maar ze zijn niet allemaal zo wit als deze. Het gewoonste oorzwammetje dat wit is, heet wit oorzwammetje, en ik denk dat dit witte oorzwammetjes zijn. Die leven van rottend hout en rottend blad op arme gronden. Voedselarm is de heide zeker, in de vennetjes zit helder water maar geen eend of fuut, er is niets te eten. Maar voor oorzwammetjes is dat er wel, en voor vele andere paddestoelen. Ik kom prachtige berkenzwammen tegen, elfenbankjes, tonderzwammen en platte tonderzwammen, allemaal op dood of stervend hout.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 15 jan. 2015)