Kuifeenden

Op 15 januari zag ik een roos in de knop, op punt van uitkomen. Het was de enige bloem in wording op een paar kale twijgen na, met zwart geworden bottels van vorig jaar. Op 16 januari zag ik een veld bloeiende narcissen. Ja, we weten nou wel dat de lente vroeg is. Scholeksters verzamelen zich al in opgewonden groepjes. Kuifeenden vormen paartjes, wilde eenden trio’s, meerkoeten slepen takjes aan en bestrijden hun rivalen te water met geklapwiek en gegil.
Kuifeenden ja. Ze overwinteren in groepen op meren en plassen, enorme groepen soms, van duizenden, tienduizenden kuifeenden. Op de randmeren bijvoorbeeld en het IJsselmeer. Voorheen doken ze vooral in het Markermeer naar driehoeksmossels. Maar het Markermeer slibde dicht met vuil, de eenden duiken nu meer ten noordoosten van de Houtribdam.
In de lente trekken vele kuifeenden weg, naar het noorden en oosten. Vele andere verspreiden zich over het land. Daar dobberen ze op vaarten, plantsoenvijvers, stadsgrachten. Ze bereiden zich voor op het broedseizoen en zien er op hun paasbest uit. Zwart met witte flanken, de woerden. Bruin met lichtbruine flanken, de vrouwen. Beide met gele oogjes. Die woerden zijn echt gitzwart met spierwit. Hun snavel is blauwgrijs. De kuif van kuifeenden is niet altijd zichtbaar. Hij staat niet overeind, maar hangt achterover.
Ze hebben zich al over het land verspreid, een week of zes eerder dan anders. Nog even en ze leggen eieren aan de oevers van sloot en plas. Volstrekt onzichtbaar tussen het gras. Daarna kun je kuifeendgezinnen tegenkomen. Tien zwarte bolletjes drijvend dons. Maar dat duurt nog even, het begin van de lente kent zijn grenzen.