Kompaskwal (m/v)
Kwallen hebben een slechte naam. In Nederland danken ze die aan de kompaskwal, één van de algemene soorten. Niet alle kwallen prikken. Kompaskwallen prikken wel, en dat doen ze met hun tentakels. Dat zijn vrij lange slierten met netelcellen. Na aanraking branden die op je huid als brandnetels. Dat doet zeer, maar wie er niet aan krabt, zal merken dat de pijn snel verdwijnt.
Hoewel internet vol alarmerende verhalen staat over toegenomen kwallen-aantallen, krijg ik de indruk dat er minder kompaskwallen zijn dan vroeger. Blauwe haarkwallen en zeepaddestoelen zijn er misschien meer, in sommige jaren althans. Maar kompaskwallen niet.
Kompaskwallen hebben een lichtbruine hoed met daarop een krans van donkerbruine strepen, die als samengedrukte V’s van de rand naar binnen wijzen. Die rand is ook donkerbruin. Soms missen de kwallen de krans van V’s, maar de rand hebben ze altijd. Zo niet, dan is het een andere kwallensoort, bijvoorbeeld een oorkwal.
Kompaskwallen leven in de Noordzee, in ondiep water bij de kust. Soms spoelen de dieren dan ook aan, en als er één aanspoelt, zijn er meer, want kompaskwallen leven in groepen. De kwallen zijn er het meest van juli tot september, ze houden van het zonnebaad- en zwemseizoen.
Dat prikkelbare is niet tegen mensenbenen gericht, maar tegen kleine visjes en andere zeediertjes, die ze ermee verlammen. Midden onder de hoed en tussen de tentakels zwieren de nog langere en veel dikkere, gewelfde mondarmen waarmee ze die diertjes opeten.
Kompaskwallen lozen hun eitjes niet in zee maar bewaren ze in hun maag tot er kleine kwalletjes zijn uitgekomen. Ook hun geslachtsleven is uitzonderlijk. De kwallen kunnen van geslacht veranderen en zijn tijdens hun geslachtsverandering man en vrouw tegelijk.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 26 aug. 2015)