Groenland 9 – Dries en Dreutel
Na onze schoonmaakmorgen en de lunch tijgt Jeroen naar Dries en Dreutel om daar de datalogger af te lezen en er de accu van te vervangen. Ik blijf schrijvend achter en wacht op de twinotter. Vandaag arriveren Joop en Hans, een nieuwe Deense en drie Zweden. Niels vertrekt. Het is het eerste vliegtuigje sinds wij twee weken geleden kwamen en het laatste tot ik over twee weken afscheid neem. Toch nog onverwacht hoor ik het geronk aanzwellen. Tegen de bergen, de fjord, de weidsheid van de toendra valt het vliegmachientje weg als een insect. Maar de bromvlieg groeit met de minuut en landt in een gele wolk poolzand en kerosinedamp. Joop en Hans hebben post bij zich. Een brief van mijn ouders en een brief van Inge. Aan het eind van de middag trek ik me met een beker koffie terug aan een zonnige picknicktafel en lees. Inge schrijft dat ze de nacht na mijn vertrek wakker schrok, toen een schorre stem ‘Koos’ riep. Toen ze het nog eens hoorde, vond ze het gesmoorde geluid toch wel op een meerkoet lijken. De meerkoeten in de sloot achter ons huis missen me! Mijn moeder vraagt of we nog meer vogels vangen en ringen dan drieteenmeeuwen. ‘Er staat in Zien is Kennen ook een drieteenzandlooper!’ schrijft ze. Wel vaker denken mensen dat we met drieteenmeeuwen bezig zijn. Die zijn kennelijk bekender dan drieteenstrandlopers. Niemand verwart de drieteenstrandloper met de drieteenspecht. Maar die laat Zien is Kennen dan ook zien noch kennen.
Ik roep Jeroen op via de walkietalkie.
‘Ik heb’, zegt hij, ’slecht nieuws.’ O nee, dat zal toch niet waar zijn? Maar het is waar.
‘Het nest van Dries is weg.’ Wel verdomme! Een vos?
Die arme Dries en Dreutel. Zes- of misschien wel twaalfduizend kilometer vliegen, tweederde van haar lichaamsgewicht aan eieren leggen, gevangen en gewogen worden, en dan een vos. Maar de lente is nog jong, ze zouden best eens opnieuw kunnen beginnen. Taaie rakkers!
‘Niks aan te doen’, zeg ik.
‘Niks aan te doen’, zegt Jeroen.