Gelukzalige bij

Langs een paadje door landgoed Koningshof woekeren braamstruiken. Bramen woekeren op veel plaatsen, de gewone braamsoorten doen het uitstekend op de tegenwoordig alomtegenwoordige stikstof. Daar kleven allerlei bezwaren aan, maar braamstruiken hebben uiteraard ook hun charmes, nog afgezien van de sappige bramen die menig kind de natuur in hebben gelokt.
De witte, soms roze bloemen van braam lokken vlinders, zweefvliegen, hommels en bijen. Ik kijk naar een bruin zandoogje dat langs fladdert, word afgeleid door een koekoekshommel die van bloem tot bloem gaat, tot ie een bloem van haar gading vindt en lang blijft zitten. Op die bloem zitten al twee bijen. Eén bij gluurt langs de bloem – slechts een half gezicht is zichtbaar, één oog, één spriet. De ander laat zich beter zien en vlucht ook niet meteen weg. Integendeel, die bij lijkt zich met wellust te begraven in de stuifmeel en nectar van de bloem – het moet een heerlijke ervaring zijn.
Wij mensen denken soms dat we de beste zijn, de slimste en gevoeligste, de kroon der schepping. Maar ik vraag me af wat we zouden ervaren als we een uurtje als bij op een bloemenwei mochten doorbrengen. Misschien zou een zinsbegoochelende euforie zich van ons meester maken, die we nog nooit ervaren hebben. Waarna we definitief genezen waren van onze arrogante dwaling dat alleen mensen vreugde kunnen voelen.
Die bij blijft zich in gelukzalige trance met zijn lange snuit aan de bloem laven, terwijl ik een foto maak. Thuis puzzel ik uit welke soort het is. U weet wellicht dat er ruim driehonderd soorten wilde bijen in Nederland zijn. U weet vast wel dat het slecht gaat met die bijen. Dat geldt vooral voor de andere driehonderd bijen dan de honingbij. De bij op de foto is een roodpotige groefbij.
Roodpotige groefbijen graven hun broedholen in zandige grond, vaak in de bebouwde omgeving. Ze kunnen dat met tientallen in elkaars buurt doen.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 16 juli ’20)