Geërfd doopvont
Regelmatig stuurde Erika van Oosterhuis uit Bosch en Duin mij een brief waarin ze vier kantjes vol priegelde over spreeuwen en andere vogels die ze uit het raam zag. Meestal was er een vraag over spreeuwengedrag, steevast gevolgd door de verzekering dat ze geen antwoord verwachtte omdat ik het al druk genoeg had. Ik stuurde altijd een kaartje terug.
Het aantal vaste reageerders op mijn Natuurdagboek, dat papieren brieven stuurt, slinkt. Dat zijn vooral ouderen, net als Erika die rond de negentig was. Een enkele keer ontspon zich een heuse briefwisseling. Een paar keer constateerde ik dat ik van iemand al een tijd niets gehoord had, en vaak bleef het dan ook stil. Ik sta niet op de verzendlijsten voor overlijdenskaarten.
Van Erika dacht ik net dat ik al lang niets gehoord had, toen ik een e-mail kreeg van haar zoon Bernard. Ze was overleden en had een brief nagelaten waarin stond dat haar schelpenverzameling voor mij was. Daardoor was ik geroerd, maar ik krijg vaker schelpenverzamelingen aangeboden en die sluis ik door naar anderen, of ik bedank voor de eer. Ik ben juist aan het krimpen.
Bernard stuurde foto’s en het bleek een kleine verzameling te zijn uit vooral Indonesië met één object dat mijn verzamelwoede wekte: een doopvontschelp, oftewel tridacna gigas. Het is de grootste schelp ter wereld. Ooit vond ik er een op een eilandje in Zuidoost-Azië, maar die was te zwaar en te groot om mee te nemen. Levend in ondiep zeewater sluiten de twee kleppen van de schelp zich nooit. Tridacna’s werken namelijk samen met algen die zonlicht nodig hebben.
Toen ik in de buurt was, heb ik de schelpen gehaald. Het huis stond midden in een bos. De tridacna maakte de helft van volume en gewicht van de verzameling uit, maar bleek nog net te tillen. Het geërfde exemplaar lag ooit als doublet in de tuin, maar toen er één klep gestolen was, heeft Erika de andere naar binnen gehaald.
(Natuurdagboek Trouw, zaterdag 6 juli ’24)