Geen bollen maar knollen

Laatst schreef ik dat krokussen te vermeerderen zijn via hun bollen. Maar krokussen vermeerderen zich via knollen, niet via bollen. De krokus is geen bolgewas maar een knolgewas. Piet Wolswinkel, die als plantkundige jaren achtereen het verschil tussen bollen en knollen aan eerstejaarsbiologiestudenten in Utrecht heeft uitgelegd, wees mij daarop.
Sommige planten trekken zich na hun bloei terug in hun ondergrondse delen, zoals krokussen en tulpen. Tulpen doen dat als bol, krokussen als knol. Een bol is een cluster verdikte bladeren; schubben of rokken genoemd. De ui is ook een bolgewas. De knol van een krokus bestaat niet uit verdikte bladeren, maar is een verdikte stengel. Een stengelknol dus. Behalve krokussen hebben ook gladiolen stengelknollen, evenals aardappels.
Dahlia, aardpeer en speenkruid zijn ook knolgewassen. Toch onderscheiden die zich van krokussen, gladiolen en aardappels, doordat ze geen stengelknollen, maar wortelknollen hebben. Om het verwarrend te maken: de koolraap heeft een stengelknol, de knolraap een wortelknol.
Nu we toch bezig zijn: Een rode biet heeft wortelknollen, maar een suikerbiet valt onder geen van de genoemde categorieën, die heeft geen knollen maar dikke wortels, net als peen.
Ten slotte zijn er nog buitenbeentjes als radijs en rammenas: die houden qua opslag het midden tussen een verdikte wortel en een verdikte stengel.
Zulke verschillen en de bijbehorende termen zijn vooral kost voor de botanici onder ons; de bloemist merkt het waarschijnlijk niet eens op als je naar dahliabollen of krokusbollen vraagt. Piet Wolswinkel echter merkt zoiets meteen op. Ik beloof hem bij dezen dat ik krokusknollen geen bollen meer zal noemen.
Inmiddels zijn de meeste krokussen trouwens uitgebloeid en maken ze plaats voor paardenbloemen. Maar wacht, eigenlijk is een paardenbloem geen bloem. Het is een compositie van tientallen kleine bloempjes.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 29 maart 2023)