Geelgors is niet groen
Op een website voor vogeldeterminatie zag ik een van grote afstand gemaakte, wazige foto van een gelig vogeltje in zaaddragende planten. Ik vergrootte het beeld en zag een nóg waziger afbeelding van een musachtig gestreepte vogel, met een vinkachtig postuur, een bruine rug, een gele borst en hals, een gestreept gezicht en een breed, stomp snaveltje.
Ik dacht meteen: geelgors. Maar er kwamen drie reacties die vol overtuiging beweerden: tjiftjaf, een kleinere, groenige vogel met een spitse snavel. Ik dacht: vergis ik me nou? Ik voelde me een proefpersoon in zo’n experiment waarbij een kring personen naar een groen voorwerp kijkt. Iedereen moet zeggen welke kleur het heeft en iedereen zegt ‘blauw’. Zodat ik niet meer durf te zeggen dat het groen is. Wat aantoont hoezeer sociale druk je eigen, authentieke mening beïnvloedt. Die andere proefpersonen zitten in het complot. Later bleek er nóg een foto in het spel te zijn, die ik over het hoofd had gezien.
Een geelgors is een gors. Gorzen zijn één van de drie families van zaadetende zangvogels in Nederland. De andere zijn vinken en mussen. Ook merels en veel meer zangvogels lusten wel zaad, maar die eten toch liever wormen, insecten en ander dierlijk grut. Vinken, mussen en gorzen eten ook wel larven, zeker als kuiken, maar zijn verder toch meer op zaden uit. Ze hebben daarom geen spits snaveltje om larven mee uit kiertjes te plukken, maar dikke snavels om zaden mee te vermalen.
Geelgorsmannetjes zingen van februari tot ver in de zomer hun lied, dat lijkt op het begin van de Vijfde Symfonie van Beethoven. Wellicht liet de componist zich door de vogels inspireren. Geelgorzen leven vooral in half-open land met veel bosranden en losse bomen. In de vroege winter zoeken ze oogstresten, in de late winter zaadjes van vogelmuur, gras en andere vroegelingen.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 20 sept. 2017)