Donderjagen in de sneeuw
In de wereld van tegeltuintjes is een slordige tuin zoals de mijne algauw een toevluchtsoord voor vogels. Zeker daar mijn tuin grenst aan een miniplantsoentje en aan een stadsvijver. Op een sneeuwvrij stoepje strooi ik stukjes klokhuis en kruimels, in het voederhuisje giet ik vogelzaad, broodkorsten gooi ik op de sneeuw.
De vogels hebben het meteen in de gaten. Mezen, vinken, groenlingen en huismussen storten zich op het zaad. Ze eten niet bepaald netjes, er valt nogal wat op de grond. Daar hebben vier kepen zich strategisch opgesteld. Een roodborstje hipt langs en pikt een graantje mee. De merels arriveren met veel misbaar. Vijf zijn er. Drie mannen, twee vrouwen. Ze komen af op het strooigoed, maar willen eerst de andere merels wegjagen. De mannen jagen achter elkaar aan, maar de vrouwen net zo goed. Wat een woede, de sneeuw dwarrelt rond.
Intussen grijpen kauwen, eksters en duiven hun kans op korstjes en korrels. Zelfs twee eenden komen vanuit hun wak aangewaggeld. Met schuddende staarten bestijgen ze de oever achter in de tuin. Helaas voor hen heeft een wolkje kokmeeuwen de broodkorsten ontdekt. Even is er een pandemonium van opgewonden witte wieven, dan is het brood weg en keert de rust weer.
De merels zouden de kruimels op het sneeuwvrije stoepje kunnen bemachtigen, maar nog steeds zijn ze elkaar aan het verjagen. De mannen verdwijnen kwetterend in het parkje, de vrouwen donderjagen door de sneeuw, totdat de ene op de schutting gaat zitten. De ander blijft niet achter. Vervolgens verdwijnen ze uit beeld.
Er beweegt iets in de struik naast het sneeuwvrije stoepje. Ah, een heggenmus verlaat zijn dekking en heeft alle kruimels voor zichzelf.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 21 jan. 2016)