Bonte oogjes
Als de zon schijnt fladderen op beschutte plekken nog zandoogjes rond. Bonte zandoogjes zijn het, te herkennen aan hun niet zo kleur-, maar wel contrastrijke verschijning. Voordat de bonte was de betekenis van ‘bont’ veranderde, betekende bont zwartwit, zoals een bonte koe. Bonte zandoogjes zijn bruin met gebroken wit. Ze hebben bruine vleugels met crèmekleurige vlekken, die bij hun Spaanse soortgenoten zelfs bijna oranje zijn, en maken het naamsgewijs dus wel bont.
Of slaat dat bont op hun ogen? Ze hebben namelijk een paar zwarte rondjes met een witte kern: bonte oogjes dus. Op elke voorvleugel hebben ze één zo’n “oog” en op elke achtervleugel twee of drie. Er zijn veel vlinders met vleugelvlekken die op ogen lijken. Wellicht voelen mogelijke belagers zich daardoor bekeken en zien ze af van een aanval. Al kan ik me niet goed indenken dat een merel bang wordt van het boze oog op een vlindervleugel.
Bonte zandoogjes zijn algemeen; overal waar struiken of bomen staan, kun je ze zien. Nochtans zijn er op het platteland grote gebieden zonder zandoogjes, het is intussen wel bekend waardoor, en houden de zo gewone vlinders zich eveneens verre van verharde en bespoten tuinen. De laatste jaren slinkt hun aantal.
Ze leggen eitjes op graspollen op zonnige bosranden. Open plekken in het bos en bospaden zijn favoriet. Wie over een zonnig bospad wandelt, waar het gras niet gemaaid is, kan de vlinders haast niet missen. Ter ere van mijn tienjarig bestaan als natuurdagboekanier kwam Barbara Vollebregt een filmpje maken en tijdens een ommetje zagen we er meteen twee, waarvan er één in de twee minuten durende film te zien is, op .
Bonte zandoogjes overwinteren als pop, soms als rups. De vlinders zijn al op hun retour, al kunnen ze tot eind oktober gezien worden. Maar voor de winter gaan ze dood. In maart ontpoppen de eerste zich alweer.
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 2 okt 2018)