Hond zoekt mens

“Revieren, Alva!” De Duitse herder van Lucas Lauxen rent langs de enorme berg puin, waar zich net twee jongetjes hebben verstopt. “Hij heeft de wind achter”, zegt Lauxen, “daarom rent ie voorbij de berg, je zult zien dat ie dan omkeert en gaat zoeken.” En jawel, de hond benadert de berg tegen de wind, zigzaggend, snuffelend. Revieren heet dat in reddingsjargon. Alva klautert behendig, maar heel voorzichtig over betonbrokken, luxaflexen, wc-potten. Hij tast met zijn voorpoot, voor hij hem neerzet. Verstandig, want overal steken betonijzers uit en scherpe randen van gescheurd staal. Het puin is het restant van het derde gesloopte overheidskantoor in Groningen. Van de vierde en laatste toren staat nog een deel overeind. Dat wordt van bovenaf gesloopt. Een shovel schuift af en toe een berg puin met donderend geraas over de rand. Lauxen traint hier al twee jaar met zijn Stichting Reddingshond Nederland. Ze zijn met acht mensen en tien honden. Een golden retriever, Duitse, Mechelse en Hollandse herders. Zelf heeft Lauxen twee Duitse herders. Alva en de jonge Bello die nog in de leer is en de kunst afkijkt bij Alva. Zaterdagmiddagen neemt hij zijn honden mee naar de markt en de V&D, waar ze stoïcijns leren te blijven in een woud van mensenbenen, -geuren en –geluiden. Ze gaan roltrappen op, liften in en uit, met de bus en in de trein.
Alva keek op zijn beurt de kunst af van Fokus, wijlen de best getrainde hond van Nederland. Herdershond Fokus had het brevet gehaald van de door de VN erkende International Rescue Organisation, waarvoor hij een drie dagen durend examen had afgelegd. Voor dat certificaat moet een hond niet alleen minimaal veertien van de 17 goed verstopte mensen opsnorren, maar ook aluminium ladders bestijgen, over een horizontale ladder een afgrond oversteken en van grote hoogte in een tuigje hangend abseilen. Het opsporen van slachtoffers wordt getest in aardbevingspuin, maar ook in lege gebouwen, onder meters sneeuw en op de bodem van twee meter diep water, waar geurpotten gevonden moeten worden. Eenmaal gecertificeerd, dan is de hond via de IRO inzetbaar in professionele USOR-reddingsteams bij aardbevingen en andere rampen, zoals nu op de Filipijnen. “De VN zouden willen dat ze ongecertificeerde reddingsteams uit een rampgebied konden wegsturen”, zegt Lauxen, die na iedere aardbeving ziet hoe amateurs op eigen kosten met hun hond op het vliegtuig stappen. “Ze komen soms in beeld op het nieuws en dan zie je ze de USOR-teams letterlijk in de weg lopen! Sommigen hebben de beste bedoelingen, anderen zijn ramptoeristen die zich voordoen als redders.”

Vorige maand deed Alva het IRO-examen. Hij slaagde voor alle onderdelen en vond alle proefpersonen op één na, maar verzuimde een paar keer na de vondst te blaffen. En daarom moet hij het binnenkort overdoen. Dat niet-blaffen blijkt het enige zwakke puntje van de hond, voluit Ido-Alva Kiridesja geheten. “Hij komt van fokker Kiridesja”, vertelt Lauxen. “Fokkers houden hun nesten alfabetisch bij. Uit Alva’s nest moesten alle pups een naam met een I krijgen. Toen koos ik Ido, maar als roepnaam wilde ik Alva.”
Ido is niet toevallig ook de naam van één van beide elfjarige jongens die zich in het puin verstopt hebben. Ze kropen in een spleet en Lauxen dekte ze onzichtbaar toe met stukken golfplaat. Binnen een halve minuut lijkt Ido-Alva een spoor te vinden. Even staat hij stil, zijn neus in de wind. Dan klautert hij in een rechte lijn naar zijn naamgenoot. Hij krabbelt met zijn poot de golfplaat weg, kruipt bij het nepslachtoffer de grot in en port hem met zijn snuit. De jongen vindt het maar griezelig, zo’n grote hond.
“Hij doet niks hoor”, roept Lauxen, “aai hem maar.” Een reddingshond moet lief zijn. Ook als hij een bebloed lichaam onder een ingestort gebouw vindt, mag er geen bloeddorst boven komen. De hond krijgt na een vondst altijd een brokje. Maar eerst moet hij blaffen. Het duurt even, maar gelukkig, Alva blaft. Vervolgens heeft hij in nog geen halve minuut Ido’s vriendje Jules gevonden. Uit het puin stijgt diens gegiechel op, want de hondenneus port in zijn zij en dat kietelt.

“Dit is een eitje voor Alva”, zegt Lauxen. De meeste trainingen zijn moeilijker. Ze vinden ’s avonds plaats, in het donker. De baas weet niet waar het beoogde doelwit verstopt zit, zodat hij niet onbewust bevestigende signalen kan geven, zoals in de juiste richting kijken. En er zijn meer mensen en andere honden bij, dus veel afleiding van een scala aan geurvlaggen. De honden zijn zo afgericht dat ze alleen naar liggende of zittende personen zoeken, niet naar staande. “Laatst werden we ingeschakeld bij een verwarde persoon die vermist werd”, vertelt Lauxen. “Alva vond hem, hij lag op de grond in een parkje.” Maar dan had hij ook toevallig een ander kunnen vinden, of een lijk dat ergens gedumpt was. Lauxen knikt. “Zeker, daar moet ik vaak aan denken, maar het is me nog nooit overkomen.”
Lauxen heeft een eigen trainingsterrein met een loods en oefentoestellen. Alles heeft hij geregeld in ruil voor wederdiensten of via sponsors. Of uit eigen zak betaald. “Donaties zijn welkom”, zegt de man grijnzend. Hij heeft zelfs een reddingsboot. Vorige week oefenden ze ’s nachts met een geurpot op de bodem van het Paterswoldse meer. Alva wist die pot te vinden, maar vervolgens viel de motor uit. Averij. Het kostte de grootste moeite om naar de kant te peddelen. Bijna hadden de redders zelf gered moeten worden.
Koos Dijksterhuis
(in Trouw 6 dec 2013)