Zwervende libel

Er vliegen veel heidelibellen. De mannetjes van de drie algemeenste soorten worden, als ze op kleur zijn, rood in uiteenlopende tinten. De vrouwtjes soms ook, maar meestal zijn die geel of bruin. Er zijn bruinrode, steenrode en vuurrode heidelibellen, niet te verwarren met vuurlibellen en vuurjuffers. Dan zijn er nog zwarte heidelibellen, waarvan de vrouwtjes ook geel zijn.
Bij ons in de tuin jagen steenrode en bruinrode heidelibellen. Ze eten dansmuggen en andere insecten. Op Schiermonnikoog kam ik een eigele libel tegen boven een fraaie, bloemrijke duinvallei. Die vallei wordt in de herfst en winter meestal nat, waarna hij in de lente en zomer opdroogt. Dit jaar droogde die vallei niet op, dankzij de kletsnatte winter en koele lente. Hij staat niet meer helemaal blank, maar is zompig met hier en daar een plas van enkele centimeters diep. Zo’n laagje water wordt snel warm in de hoge nazomertemperatuur van de laatste weken.
Zo zijn er meer duinvalleien op Schiermonnikoog. En daar kun je zwervende heidelibellen aantreffen. Die beginnen hun leven helder geel. De mannetjes kleuren net als de drie eerdergenoemde soorten rood, maar de vrouwtjes kleuren naar wat donkerder geel. De ogen van zwervende heidelibellen zijn aan de bijziende onderkant blauwgrijs en aan de verziende bovenkant bruin. Libellen zijn tegelijk bij- en verziend, om prooien in de buurt te lokaliseren en vijanden uit de lucht te zien naderen.
Zwervende heidelibellen komen in de lente uit Zuid-Europa naar Nederland gezworven. Ze leggen eitjes in ondiepe, warme, luchtig begroeide wateren, zoals de plassen in duinvalleien. De generatie die daaruit voortkomt leeft maar kort als larve en breekt algauw uit de larvehuid. De beestjes planten zich voort tot in de herfst. Daarna gaan ze dood of vliegen ze naar het zuiden. Soms overwinteren ze als larve. Er zouden ook eitjes kunnen overwinteren, maar zeker is dat niet.
(Natuurdagboek Trouw, vrijdag 12 september ’24)