Oefenterreinen bieden wolf soelaas

Aan het gebakkelei over wolven ligt een verschil in visie op natuur ten grondslag. Aan de ene kant zijn er natuurvorsers die van natuur houden om de natuur zelf. Ze kijken wat er in de natuur gebeurt en willen de natuur beschermen tegen de mens. Ze begrijpen dat natuur afgesloten wordt Aan de andere kant zijn er natuurrecreanten die van natuur houden als plek om te wandelen, hardlopen of fietsen. Ze laten er hun hond uit, sporten of ontspannen zich er. Ze vinden dat de natuur toegankelijk voor mensen moet zijn.
Tussen die extremen zit een geleidelijke overgang, maar de wolf zet de verschillen op scherp. De vorser vindt het prachtig dat het uitgeroeide roofdier ons land opnieuw heeft gevonden. De recreant vreest voor zijn kind, hond, bewegingsvrijheid of jachtbuit.
De natuurrecreanten worden verwend met 95 procent opengestelde natuur, met talloze paden, waar geen gevaren dreigen. De meeste natuurgebieden worden dan ook natuur- en recreatiegebied genoemd. Dat burgers hun tuin en dat boeren hun land niet openstellen voor anderen, vinden beide partijen normaal. Maar voor recreanten moet de natuur gratis toegankelijk zijn. Zelfs de terreinbeheerders gaan daarin mee.
Raar eigenlijk. In musea, die ook van iedereen zijn, mag je niet rondfietsen, en niemand protesteert. Musea heffen zelfs entree. Stel je voor dat de deuren altijd openstaan en je je hond mag laten plassen tegen een schilderij. In de natuur lijkt dat wel een mensenrecht te zijn. En dat recht mag niet gedwarsboomd worden door hekken, vallende takken of eikenprocessierupsen. Laat staan door wolven
Wolven hebben ruimte nodig, waar geen mensen en honden komen. Alleen van militaire oefenterreinen begrijpen vorsers zowel als recreanten dat ze er niet in mogen. Onze bende van vier leiders wil het areaal oefenterreinen fors uitbreiden. Die schietgrage plannen konden onbedoeld wel eens soelaas bieden voor de wolf.
(Natuurdagboek Trouw, vrijdag 13 september ’24)