Witgatje reeds op reis naar het zuiden

Het is nog maar net juli en de herfsttrek is al begonnen. Elk jaar rond de langste dag, als ik een noordelijke broedvogel die in het zuiden overwintert zie, denk ik: nu al?
Het witgatje is er zo een, en daarvan zag ik er vorige week reeds een. Een witgatje lijkt op oeverloper en bosruiter, maar is contrastrijker, en als ie wegvliegt, knalt zijn witte derrière eruit. Het wegvliegen gaat meestal gepaard met een kort, drietonig riedeltje.
Witgatjes trekken door van eind juni tot eind september, en een stuk of wat brengen de winter bij ons door. In de lente trekken ze tot in mei door Nederland. Hun voorjaarstrek is nauwelijks afgerond of de eerste terugkomers zijn er alweer. De dichtstbijzijnde broedparen bevinden zich in Duitsland, gevolgd door Denemarken en Polen, maar vooral in de Finse, Scandinavische en Russische wouden broeden er veel. Ze leggen hun eieren weleens op de grond, maar veel liever in een oud nest van een kramsvogel, zanglijster, koperwiek of merel. In een boom dus – wel zo veilig.
In de buurt van ons huis is een klein grasland blank gezet. Er zijn ondiepe plassen, modderige oevers, rietkragen en enkele wilgen. Een ideaal gebied voor witgatjes, die vaak in hun eentje trekken en in kleine moerasjes pauzeren. Ze stappen langs de rand van modderstrandje en water, en pikken insecten, larven, garnaaltjes en wormen op. Ook visjes grijpen ze, als ze snel genoeg zijn.
Het witgatje dat ik vorige week zag, is een vrouwtje. Witgatjes begeleiden hun jongen samen, maar die jongen scharrelen na het uitvliegen zelf hun kostje op en hebben wel een gids nodig, maar niet per se twee. De moedervogel houdt het dan voor gezien, die heeft tenslotte de eieren al gelegd, en trekt eerder dan man en kinderen zuidwaarts.
Ik kwam een keer witgatjes tegen in Tanzania, wat me verraste, want daar verwacht je exotische beesten, maar witgatjes overwinteren in heel tropisch Afrika.
(Natuurdagboek Trouw, donderdag 4 juli ’24)