Wilgenstuifmeel voor bijen
De wilgenkatjes met hun zilveren vachtjes zijn clusters van kleine bloemen die intussen uitgebot zijn tot uitbundig gele of ingetogen geelgroene katjes. De eerste bestaan uit meeldraden, de andere uit stampertjes. De eerste groeien aan mannelijke, de tweede aan vrouwelijke wilgen. Tweehuizig, noemen gevorderde floristen dat. De mens is sinds de introductie van Eva ook een tweehuizige soort, al delen beide mensengeslachten vaak één huis, zeker als er nageslacht komt. Tweehuizig is echter een term die alleen voor planten gebruikt wordt.
De tweehuizige wilgen delen geen huis. Ze groeien soms naast elkaar, soms op grotere afstand maar hoe dan ook is er hulp nodig bij de bestuiving. Daarvoor zorgen bijen en andere insecten. De mannelijke katjes zitten vol stuifmeel, dat bijenvrouwen verzamelen om naar hun holletjes te brengen. Die holletjes vinden of graven ze, en richten ze in met cellen waarin ze eitjes leggen met een voorraad stuifmeel als proviand voor de larven die uit de eitjes komen.
Wilgen voorzien in een enorme hoeveelheid stuifmeel waar vele bijen van oogsten. Ze zijn niet te beroerd om ook vrouwelijke katjes te bezoeken, die weliswaar geen stuifmeel maar wel nectar in de aanbieding hebben. Daarbij zullen bijen vrouwelijke wilgenkatjes ook wel bezoeken in de ijdele hoop dat ze er stuifmeel vinden.
Als bijen wilgenmannen en -vrouwen aandoen, kunnen ze de bevruchting faciliteren. Het pluizige zaad waait vervolgens weg en kan op vochtige gronden ontkiemen. Zo helpen bijen de wilgen bij hun verspreiding en daarmee breiden ze hun eigen voedselvoorziening uit.
Bij ons nieuwe huis heb ik in het laagst gelegen, vochtigste deel een paar wilgentakken in de grond gestoken. Dat wordt een voedselbank voor de zandbijen die ongetwijfeld in de nabij opgeworpen zandhoop gaan nestelen. En voor ons wordt de wilgenstuifbank een lust voor het oog, want wilgenkatjes zijn prachtig.
(Natuurdagboek Trouw, woensdag 3 april ’24)