Wie broedt daar in het zwaluwnest?

Op 2 en op 10 mei bezocht ik dezelfde vogelkijkhut in het Lauwersmeer. De eerste keer met een vriend, de tweede keer met de Vogelwerkroep van de KNNV Groningen. De eerste keer speurden we door de kijkgaten de omgeving af en keken we ook nog even naar de vele nesten van boerenzwaluwen in de hut. De vogels vlogen af en aan, de zwaluwtjes werden gevoerd, er was niets te merken van schuwheid. Behalve het gekwetter van de zwaluwen hoorden we een rietgors zingen en een winterkoning tetteren. De winterkoning kwam zelfs even in een kijkgat zitten (foto).
De tweede keer hadden we de omgeving al vanaf twee plekken buiten de hut afgespeurd. In de hut keken we bij een muzikale omlijsting van twee snoeihard rockende cetti’s zangers naar de vele zwaluwnesten in de hut. Er was een nest waarvan de brede ingang met een laag mos was verkleind. En er was een nest waarin drie jonge vogels zaten, maar geen zwaluwen.
Op en bij de hut vlogen witte kwikstaarten rond. Dat waren vast de ouders van de drie kuikens. Iedere vogelkijkhut heeft z’n kwikstaartennest. Een hangend nest van mos zie ik kwikstaarten niet gauw maken. Van wie zou dat dan zijn? Een winterkoning nestelt wat af. Het mannetje maakt meerdere nesten, tot het vrouwtje akkoord gaat. Dat gebeurt twee keer – er worden doorgaans twee broedsels opgevoed. Winterkoningen gebruiken allerlei bouwmaterialen, maar de afwerking gebeurt meestal met mos. Een goede kandidaat dus.
En ja hoor, iemand uit de groep ging nog even terug, wachtte in zijn eentje en daar bezocht een winterkoning het nest. Ik herinnerde me de winterkoning van acht dagen daarvoor. Toen tetterde hij, nu zweeg hij.
De twee legsels van winterkoningen bestaan uit gemiddeld zes eitjes. Die worden in twee weken tijd uitgebroed. Daarna slepen de ouders bijna drie weken lang rupsen en andere insecten aan voor hun halve dozijn opengesperde bedelsnavels. Nadat ze uitvliegen voeren de ouders hun nageslacht nog twee tot drie weken. In de tussentijd wordt het volgende legsel voorbereid. Zo kan in een voedselrijk seizoen het in een strenge winter gedecimeerde aantal winterkoningen rap aangevuld worden.
(Natuurdagboek Trouw, maandag 26 mei ’25)