Het lied van de gaai

Het lied van de gaai

Gaai. Foto Koos Dijksterhuis
Gaai. Foto Koos Dijksterhuis

Wandelend door het rommelige landschap langs de benedenloop van de Drentsche Aa hoor ik een interessant vogelgeluid naderen. Het klinkt als een telkens herhaalde openingstune van een wulp of tureluur. De rest van het wulpengejodel dan wel getureluur blijft achterwege. Het heeft een iets warmere klank, met de ontroerende melancholie van een goudplevier. Maar het blijft bij die ene toon: ‘Tjuuh!’

Het geluid zwelt aan en daar komt de geluidsbron aangevlogen. Tot mijn verrassing is het geen wulp, tureluur of goudplevier, maar een gaai. Wat een mooie vogel is dat toch: oranjebruin met zwart en wit en hemelsblauwe schouders. Vroeger, toen ze nog Vlaams waren, zongen gaaien met een zachte g. Nu kunnen ze dat vast nog steeds wel, want ze kunnen kennelijk meer imiteren dan ik dacht. Een gaai die zingt als een wulp/tureluur heb ik nog nooit gehoord. Wel heb ik jonge gaaienstelletjes de fraaiste liefkozingen naar elkaar horen kirren. En ze staan bekend om een roep die ze vooral in de lente laten horen en die lijkt op het gemauw van een buizerd: ‘wieuw’. Dat wordt altijd een imitatie van een buizerd genoemd. Hoe mensen dat weten, weet ik niet. Ik zou niet kunnen bewijzen dat een buizerd zijn roep zelf heeft bedacht en niet van een gaai heeft nagepraat. Hoe dan ook lijken beide soorten zich die roep helemaal eigen te hebben gemaakt. Spreeuwen doen soms ook de buizerdroep, maar misschien imiteren die wel een gaai en geen buizerd.

Gaaien associeer ik eerder met gekras dan met melancholiek gefluit van wulp of tureluur. De hele winter door konden ze soms een partijtje schreeuwen! Mooi is dat niet; het klinkt schor en hees, maar het is wel handig voor soortgenoten en andere soorten. Met dat geschreeuw waarschuwen ze elkaar namelijk voor dreigend gevaar. En daar kan iedere goede verstaander van meeprofiteren.

Als kraaiachtigen horen gaaien echter bij de zangvogels. En nu ze paarbanden smeden en hernieuwen, worden ze actief als vocalisten. Ze kunnen chaotisch maar fraai kwinkeleren, een beetje zoals een eveneens kleurrijke putter, en putters worden vanouds als kooivogel gehouden. Daarvoor is een gaai wat te groot. Dit was de vijftiende aflevering over vogelzang.

(Natuurdagboek Trouw, maandag 24 maart ’25)

 

DELEN

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *