Zoetwaterpinguïn

Ik woon in Zutphen een plechtigheid bij en neem na afloop samen met een oude vriend in de buurt een kijkje bij de Berkel. Bij een bruggetje slingert die beek zich over een bedding van keien. Daar moeten we zijn, want daar zit al maanden een waterspreeuw.
Waterspreeuwen uit Scandinavië zakken ‘s winters weleens af naa geenr Nederland. Als ze een goede plek vinden, komen ze daar soms iedere winter terug. In de Amsterdanse Waterleidingduinen is zo’n plek, en de zigzagbedding van de Berkel is zo’n plek. Oude vriend heeft daar eerder een waterspreeuw gezien.
Zoals heggemussen geen mussen zijn, zijn waterspreeuwen spreeuwen. Ze zijn even groot als spreeuwen en hebben ook enigszins driehoekige vleugels, maar daar houden de overeenkomsten op. Ze zijn bruin met een witte borst en hals en hebben een korte, opgewipte staart, als een forse winterkoning.
Of het altijd dezelfde waterspreeuw is die naar zijn stek terugkeert, of dat ie de coördinaten doorgeeft aan een kuiken of andere soortgenoot weet ik niet. Hoe dan ook moet zo’n plek wel uitgelezen zijn. Waterspreeuwen hangen het liefst rond bij en onder helder, ondiep, snelstromend zoetwater. Meestal zijn ze te vinden bij bergbeken.
Ze kunnen als pinguïns onder water vliegen en jagen daar op waterbeestjes. Vervolgens zitten ze even op een steen, af en toe piepend, door hun hurken wippend en met hun ogen knipperend.
Die knipperende ogen vallen op. Ze sluiten hun oogje dan een oogwenk met een zilverwit vlies, dat ze onder water als een duikbril gebruiken. Zo zien ze duikend wat ze achtervolgen. En omdat ze op hun ogen afgaan, moeten ze helder water hebben.
In Drenthe hing ook een tijd een waterspreeuw rond. In mijn jonge jaren kwam er zelden een waterspreeuw naar Nederland, en nu in één winter al drie. Misschien blijven ze wel een keer broeden.
Hé, op internet lees ik dat de waterspreeuw is verkast naar Eefde! Wat een globetrotter!
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 5 maart ’19)