Zoekende hommels

Aardhommels schuimen bodem en bomen af, en de muren van huizen en schuren. Zit er een gaatje? Even naar binnen, misschien is er wel ruimte voor een nest. Een aardhommelnest kan dieper dan een meter in de grond verstopt zitten.
Aardhommels zijn minder gevoelig voor kou dan veel andere insecten. Ze zijn groter en ze hebben een vacht. Ze weten raad met de vroegste lentebloemen. Een krokus bijvoorbeeld, zoals op de foto. Zit de nectar te diep in de bloem en kan een hommel er met haar roltong niet bij, dan bijt ze een gaatje in de bloem, waardoor ze lebbert.
Winterakoniet, klein hoefblad, speenkruid, winterjasmijn, toverhazelaar, forsythia – veel vroege bloeiers zijn geel en al bezoeken aardhommels ook bloemen in andere kleuren, geel zou wel eens hun lievelingskleur kunnen zijn. Weldra kleuren ook de vele wilgenkatjes geel.
Ik zat thee te drinken in een zonnige tuin waar de was aan de lijn hing. Op een donkerblauw kussensloop stonden gele sterretjes afgebeeld. Een aardhommel zoemde in een rechte lijn op het sloop af, verkende een geel sterretje, concludeerde dat het geen bloem was en vervolgde haar weg.
De hommel was een koningin die misschien al een nestholte had gevonden of er nog naar zocht. Zoekende koninginnen vliegen tot in mei rond. Straks, als de koningin haar nijvere nageslacht heeft uitgebroed, zullen de werksters af en aan vliegen. In april beginnen ze met het verzamelen nectar en stuifmeel voor nieuwe gezinsuitbreidingen. Er komen steeds meer werksters, tot er honderden zijn. Er komen ook steeds meer bloemen, wel zo handig. Tegen het eind van de zomer worden er ook darren gefokt, voor de bevruchting van de koningin van het volgende jaar.
(Natuurdagboek Trouw 17 maart 2014)