Zaadlozend fluitenkruid
Dat de agro-industriële landerijen doodse woestijnen zouden zijn, is niet waar. Er kunnen veel dieren leven, maar vaak van slechts enkele soorten. Eén soort kever met miljoenen, in plaats van tien met duizenden. Eén soort zweefvlieg, twee soorten hommels – allemansvrienden die alles best vinden, in plaats van twintig. Eén gewas met enkele (on)kruiden, zoals kweekgras of akkermelde.
Langs slootkanten en op bermen zijn de verschillende orchideeënsoorten en zeggen verdwenen, met een baaierd aan andere planten, maar enkele gedijen juist uitstekend op de voedselrijke grond. Gevoed door mest en ammoniak en misschien wel uitlaatgassen rijzen brandnetels en akkerdistels op, of een witte wal van fluitenkruid. Prachtig ziet het eruit, zo’n hele berm of slootkant vol fluitenkruid. Het ruikt er kruidig, er zitten vliegen en kevertjes op. En je kunt er fluitjes van maken.
Worden de fluitenkruiden met herbiciden bespoten, dan gaan ze dood, maar het volgende jaar zijn ze er des te meer. Alsof ze die herbiciden na een tijdje als meststof opslobberen. Maar mooi zijn ze. Toen ik, in vervlogen tijden, voor het eert een huisje met tuintje bewoonde, was dat zo’n vruchtbaar, maar ook lommerrijk lapje, dat er meteen een wildernis van haagwinde en zevenblad ontstond. Die ging ik te lijf, en om de boel te temmen leek fluitenkruid mij het enige kruid dat ertegen opgewassen was. Fluitenkruid vormt na de bloei bruine trompetjes, waaruit de zaden regenen. Ik plukte een uitgebloeide plant en schudde thuis de trompetjes leeg. Een korte, maar hevige zaadlozing. De volgende lente sloeg mijn tuin wit uit van het fluitenkruid.
Fluitenkruid geeft kleur, zij het wit, aan het moderne platteland. Mooier wit dan de zogenoemde witte schimmel van de uit dorpen dijende nieuwbouwwijken. Zou de soort daarom met nog vier planten genomineerd zijn als nationale bloem van Nederland? Tot morgen kunt u stemmen.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 1 juni ’23)