Wormen in de grond

Een paar meter voor me zie ik merkwaardige, witte paddenstoeltjes. Bij nader inzien blijken het bloembolletjes te zijn, op hun kop. Ernaast steken de knolletjes van speenkruid uit de bodem. Er ligt een afgeplagd en omgekeerd stukje grasmat. De bollen steken de lucht in. Als ik de plag omdraai, zie ik de bladeren van dwerghyacinten en speenkruid. Ze zijn nog niet verdord, dus erg lang kan de plag nog niet op zijn kop liggen.
Maar lang genoeg om zanderig te zijn geworden. Een regenworm kruipt erdoor en maakt dat hij wegkomt, de grond in, weg van zon en merels. Niet alleen merels lusten wormen. Ook veel weidevogels pikken graag een wormpje mee. Grutto’s bijvoorbeeld hebben een lange snavel om wormen uit de grond op te pikken.
Klonterige stalmest op een grasveld is goed voor wormen en daarmee voor grutto’s, maar geïnjecteerde drijfmest is voor beide een ramp. Zo’n injector snijdt wormen doormidden en de drijfmest vergiftigt ze. Toch is in Nederland mestinjectie verplicht, uit milieuoogpunt, om de hoeveelheid ammoniak die de lucht in waait te verminderen. In Duitsland is mestinjectie uit milieuoogpunt juist omstreden.
Er zijn twee groepen wormen: grijze, die diep in de grond leven, en rode, die aan de oppervlakte leven. Dat vertelt mij de Groninger bioloog Jeroen Onrust die alles weet over die diertjes. Rode wormen zijn de wormen die door vogels gegeten worden en het zijn ook de wormen die dode bladeren de grond in sjorren en omzetten in humus – de organische stof in vruchtbare bodems, die de laatste decennia grotendeels verdwenen is uit landbouwgrond.
Als een mestinjector de grasmat open klieft, vluchten de rode wormen de diepte in. Daar worden ze onbereikbaar voor vogelsnavels, te meer daar door de opengesneden grasmat de ontwaterde grond nog sneller uitdroogt en hard wordt. Daar kunnen grutto’s niet doorheen: ze zouden hun lange snavels erop breken. Mede daarom zijn in de lente zompige weilanden zo belangrijk. Zachte grond onder hun stelten!
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 17 april ’18)