Wit met een geel hartje
In een duinvallei op Schiermonnikoog staat een picknickbank langs het pad. Er staan ook brandnetels, distels, klitten en bramen langs het pad. Het pad wordt namelijk jaarlijks geplaveid met hooi. Waar het pad het lage, vochtige deel van de vallei doorkruist, wordt geen hooi neergelegd, maar duinzand. Het prikkeldraad langs het pad is verwijderd. Nu mag iedereen de vallei betreden. Ik trippel behoedzaam een rondje om te kijken hoe de bloemen erbij staan. Een joelend gezin in joggingbroeken banjert voetballend dwars door de moeraswespenorchissen, parnassia’s, ogentroosten en rondbladig wintergroenen. Ze zien niet wat ze vertrappen. Hier groeien zelfs de grote duinmuggenorchissen en het kleine stofzaad.
Tussen de zeggen, brunellen en rolklavers knipogen kabouterbloempjes me toe. Ze zijn hooguit drie millimeter in doorsnee, hangen aan ragfijne, vertakte stengeltjes en ze bloeien wit met een geel hartje. Het geelhartje is klein maar fijn. Op kalkrijke, vochtige, schrale bodem kan geelhartje in enorme hoeveelheden voorkomen. Maar kalkrijke, vochtige, schrale bodem is in ons overbemeste land schaars. Neerlands bodem lijdt aan obesitas. In Zeeland, het Lauwersmeer en Flevoland heeft het plantje oplevingen gekend, maar ook de nieuwe kansen op drooggelegde zeebodems werden weldra verijdeld door fosfaten en nitraten. Sommige wegbermen in de Noordoostpolder raakten in de jaren vijftig bedekt onder miljoenen geelhartjes. Tijdelijk. De sloten werden gebaggerd en de bagger werd bovenop de geelhartjes gedumpt. De wegen kregen nieuwe asfaltlagen en de bermen werden opgehoogd met aarde van elders. Weg geelhartjes.
Ach, zo’n piepklein bloempje, wie ligt er wakker van? Tot in de duinen van Nationaal Park Schiermonnikoog laten we orchidee en geelhartje wijken voor voetbal en joggingbroek.